Sri Ramakrishna as they saw Him
[Selections from the book by Swami Chetanananda with translation by]
Mary Saaleman
SCROLL NAAR BENEDEN VOOR DE NEDERLANDSE VERSIE
SWAMI VIVEKANANDA
My first visit to Sri Ramakrishna was in the temple garden in Dakshineswar, in his own room. That day I sang two songs. As soon as I had finished the first song1, the Master stood up, took my hand, and led me to the north-facing veranda. It was winter, so the open spaces between the pillars were covered with screens of mats to keep out the north wind; and that means that when the door of the room was closed, everyone standing on the veranda was hidden and thus could not get in, both inside and out. As soon as we got to the porch, the Master closed the door. I thought he would give me some instructions privately. But what he said and did next was something I never thought possible. Suddenly he took my hand and began to shed tears for joy. He said to me, heartwarming as to an ordinary friend, “You came so late! Was that okay? Couldn’t you have guessed how I waited for you? My ears are almost burnt, listening to the talk of these worldly people. I thought I was going to burst, with no one to tell how I really felt! ”He went on like this, —- furious and crying. And then suddenly he folded his palms together and started to address me as if I were some divine being, “I know who you are, my Lord. You are Nara, the very old sage, the Incarnation of Narayana. You are back. come to earth to take away the suffering and sorrow of mankind. ”
I was absolutely speechless. I said to myself, “What kind of a man is this? He must be madly mad! How can he talk to me like that, who is nobody —- the son of Vishwanath Datta?” But I didn’t answer him, and I let this great fool continue to talk the way he chose. Soon he asked me to stay there on the veranda, and he entered the room again and came out again with butter, candy, and a few pieces of sandesh; and then started feeding me with his own hands. I kept asking him to give me the treats so I could share them with my friends, but he didn’t want to. “They’ll get it later,” he said. “You take this one for yourself.” And he wasn’t satisfied until I ate it all. Then he took my hand and said, “Promise me – you’ll come back here soon, alone.” I couldn’t refuse his request, it was made so sincere. So I had to say, “I will.” Then I went back into the room with him and sat down next to my friends. I was looking at him. There was nothing wrong with his words, movements or behavior towards others. His spiritual words and ecstatic states made him seem more like a man of genuine renunciation. And there was a clear connection between his words and life. He used the simplest language and I thought, “Can this man be a great teacher?” I crawled up to him and asked him the question I had asked so many times, “Sir, have you seen God?” “Yes, I did. see him just as I see you here, only in a much more intense sense. “God can be realized,” he continued. One can see and talk to him as I see you and talk to you.
Swami Vivekananda
Swami Vivekananda ( 1863- 1902 ) ontmoette sri Ramakrishna in 1881, toen hij een student was aan college en hij zich intiem associeerde met de Meester voor de volgende vijf jaren. Als de voornaamste discipel van de Meester, was zijn leven grondig verbonden met het latere deel van de Meester’ s leven.
Swami Vivekananda ‘ s herinneringen zijn op deze manier hier en daar verspreid over zijn biografie. In 1893 bracht bracht hij de boodschap van de Vedanta naar het Westen, en in 1897 vond hij de Ramakrishna Mission.
EERSTE ONTMOETING MET SRI RAMAKRISHNA
Mijn eerste bezoek aan Sri Ramakrishna , was in de tempeltuin in Dakshineswar, in zijn eigen kamer. Die dag zong ik twee liedjes. Zodra ik het eerste liedje1 had beeindigd, stond de Meester op , nam me bij de hand, en leidde me naar de veranda op het noorden. Het was winter, dus de open ruimten tussen de pilaren waren bedekt met schermen van matten, om de noorder wind buiten te sluiten; en dat betekent dat, wanneer de deur van de kamer gesloten was , iedereen die op de veranda stond, verborgen was en dus niet erin kon komen zowel van binnen als van buiten. Zodra we bij de veranda waren , sloot de Meester de deur. Ik dacht dat hij mij prive enkele instructies zou geven. Maar wat hij vervolgens zei en deed , was iets dat ik nooit voor mogelijk had gehouden. Plotseling kreeg hij mijn hand te pakken en begon tranen te plengen van vreugde. Hij zei tot mij, hartverwarmend als tegen een gewone vriend: ” Je bent zo laat gekomen! Was dat goed? Kon je niet geraden hebben hoe ik op je gewacht heb? Mijn oren zijn bijna afgebrand , luisterend naar het praten van deze wereldse mensen. Ik dacht dat ik zou barsten , met niemand om aan te vertellen hoe ik me werkelijk voelde! ” Hij ging zo door, —-razend en huilend. En dan plotseling vouwde hij zijn handpalmen samen en begon me aan te spreken alsof ik een of ander goddelijk wezen was: ” Ik weet wie je bent, mijn Heer . U bent Nara, de zeer oude wijze, de Incarnatie van Narayana. U bent terug gekomen naar de aarde om het lijden en verdriet weg te nemen van de mensheid.”
Ik was absoluut sprakeloos. Ik zei tot mijzelf: ” Wat voor een soort van een man is dit? Hij moet razend gek zijn ! Hoe kan hij zo tegen mij praten, die niemand is—- de zoon van Vishwanath Datta ? ” Maar ik antwoordde hem niet, en ik liet deze geweldige gek doorgaan met praten op de manier zoals hij verkoos. Weldra vroeg hij me daar op de veranda te blijven, en hij ging de kamer weer binnen en kwam weer naar buiten met boter,suikergoed en een paar stukjes sandesh; en begon me toen te voeden met zijn eigen handen. Ik bleef hem vragen om me de lekkernijen te geven, zodat ik ze met mijn vrienden kon delen,maar hij wilde niet. ” Zij krijgen er later wel van, ‘ zei hij. ‘ Jij neemt deze voor jezelf. ” En hij was niet tevreden totdat ik alles had opgegeten. Toen nam hij mijn hand en zei, ” Beloof me —- dat je hier spoedig terug zult komen, alleen. ” Ik kon zijn verzoek niet weigeren, het was zo oprecht gemaakt. Dus ik moest zeggen: ” Ik zal .” Toen ging ik met hem terug de kamer in en ging naast mijn vrienden zitten. Ik zat naar hem te kijken . Er was niets mis met zijn woorden , bewegingen of gedrag ten opzichte van anderen. Door zijn spirituele woorden en exstatische staten leek hij eerder een man van oprechte verzaking. En er was een duidelijke samenhang tussen zijn woorden en leven. Hij gebruikte de meest eenvoudige taal en ik dacht : ” Kan deze man een groot leraar zijn? ” Ik kroop naar hem toe en stelde hem de vraag die ik zo vaak had gesteld: ” Meneer, hebt U God gezien? ” ” Ja , ik zie hem net zoals ik jou hier zie, alleen in een veel intensere zin. ” God kan worden gerealizeerd , ” vervolgde hij. Men kan hem zien en met hem praten zoals ikje zie en met je praat.
Maar wie maakt het wat uit ? Mensen vergoten tranenstromen voor hun vrouw en kinderen, voor rijkdom of bezit, maar wie doet dat terwille van God? Als iemand oprecht om hem huilt , zal hij zich zeker manifesteren. ” ” Daarvan was ik direct onder de indruk. Voor de eerste keer vond ik een man die durfde te zeggen dat hij God had gezien, dat religie een werkelijkheid was om gevoeld te worden, om gewaar te worden op een goddelijk meer intense manier dan dat we de wereld kunnen beleven. Toen ik deze dingen uit zijn mond hoorde , kon ik niet geloven dat hij ze niet als een gewone priester zei, maar vanuit het dieptst van zijn eigen realizaties. Maar ik kon zijn woorden niet verenigen met zijn vreemde gedrag jegens mij. Dus ik kwam tot de conclusie dat hij een monimaan moest zijn. Toch kon ik niet nalaten de omvang van zijn verzaking te erkennen. Hij mag dan wel gek zijn, dacht ik , maar alleen de enkelen gelukzaligen kunnen zo’ n verzaking hebben. Zelfs als hij krankzinnig is , is deze man de heiligste van het heilige, een ware Heilige, en alleen daarom verdient hij de eerbiedige betuiging van de mensheid!” Met zulke tegenstrijdige gedachten boog ik voor hem en smeekte ik om naar Calcutta terug te keren.
TWEEDE BEZOEK
Ik had er geen idee van dat de Dakshineswar tempel zo verwijderd was van Calcutta, omdat ik daar enkel eenmaal eerder was geweest en dat was met een rijtuig. Deze keer, leek het alsof er aan de reis geen einde kwam, hoever ik ook liep. Maar , nadat ik vele mensen naar de weg had gevraagd , kwam ik eindelijk in Dakshineswar aan en ging rechtstreeks door naar de kamer van de Meester. Ik vond hem zittend diep in zijn eigen meditaties, op het smalle houten bed , dat naast het grotere houten bed staat . Er was niemand bij hem. Zodra hij mij zag, riep hij mij vreugdevol naar zich toe, en maakte dat ik naast hem kwam zitten, aan het einde van het bed. Hij was in een vreemde stemming. Hij murmelde iets in zichzelf dat ik niet begreep, keek vast naar mij , stond toen op en kwam naderbij. Ik dacht dat wij weer een gek tafereel zouden beleven. Nauwelijks was die gedachte door mijn hoofd gegaan of hij plaatste zijn rechtervoet op mijn lichaam. Onmiddelijk had ik een wondervolle ervaring. Mijn ogen stonden wijd open en ik zag alles in de kamer, inclusief de muren zelf, snel ronddraaide en zich terugtrok , en tegelijkeritijd leek het me dat mijn zelfbewustzijn samen met het hele universum was op het punt te verdwijnen in een enorme , alles verslindende leegte. Deze vernietiging van mijn zelfbewustzijn leek mij hetzelfde als de dood. Ik voelde dat de dood vlak voor me was, heel dichtbij. Ik kon mezelf niet beheersen en riep hardop: ” Ah , wat doe je me aan? ‘ Weet je niet dat ik mijn ouders thuis heb? ” Toen de Meester dit hoorde, lachte hij luid` Toen raakte hij mijn borst aan met zijn hand en zei: ” Oke, laat het nu stoppen. Het hoeft niet allemaal in een keer gedaan te worden. Het zal op zijn eigen goede tijd gebeuren. Tot mijn verbazing, verdween deze buitengewone visie , even plotseling zoals het was gekomen. Ik keerde terug tot mijn normale staat en zag dingen binnen en buiten de kamer onveranderlijk vast zoals voorheen.
Ofschoon het zoveel tijd heeft gekost, om dit alles te beschrijven, gebeurde het werkelijk in slechts enkele momenten. Ik was verbijsterd en bleef proberen te analyseren wat er was gebeurd. Ik had gezien hoe deze ervaring was begonnen en eindigde in de gehoorzaamheid aan de wil van deze buitengewone man. Ik had in boeken over hypnose gelezen en ik vroeg me af of dit iets van dezelfde soort was. Want zelfs mensen met een grote wilskracht kunnen dergelijke omstandigheden alleen creeren als ze met een zwakke geest werken, en mijn geest was zeker niet zwak. Tot dan toe was ik in feite trots op mijn intelligentie en wilskracht. Deze man betoverde me niet en reduceerde me niet tot zijn marionet. Integendeel, toen ik hem voor het eerst ontmoette, had ik besloten dat hij gek was. Wanneer zou ik mezelf dan plotseling in deze toestand hebben bevonden? Het leek me een volkomen mysterie, maar ik besloot op mijn hoede te zijn, opdat hij in de toekomst geen verdere invloed op mij zou krijgen. Het volgende moment dacht ik : ‘ Hoe kan een man die een vastberaden en sterke geest heeft als de mijne aan stukken. slaat, als een gek worden afgedaan? ” Maar dat was slechts de conclusie waarop iemand zou komen van zijn uitbundigheid op onze eerste ontmoeting—tenzij. hij een Incarnatie van God was, wat inderdaad een verre schreeuw was. Dus ik stond voor een dilemma over de ware aard van mijn ervaring en over de waarheid van deze geweldige man die duidelijk zo puur en eenvoudig was als een kind. Mijn rationalistische geest kreeg een onaangename afwijzing over dit falen in het beoordelen van de ware aard van zaken. Maar ik was vastbesloten het mystery op de een of andere manier te doorgronden. Zulke gedachten hielden me de hele dag bezig.
Maar hij werd na dat incident een heel andere man en behandelde me net als bij de vorige gelegenheid , met grote vriendelijkheid en hartelijkheid. Zijn gedrag jegens mij was dat van een man die een oude vriend of familielid ontmoet na een lange scheiding. Hij leek niet tevreden te zijn met het entertainen en goed voor me zorgen. Deze opmerkelijk liefdevolle behandeling trok me des te meer naar hem toe. Toen ik merkte dat de dag ten einde liep , vroeg ik om te vertrekken. Hij leek hier erg teneergeslagen over en gaf me pas toestemming nadat ik had beloofd zo snel mogelijk terug te komen.
HET EERSTE LIED DAT SWJI VIVEKANANDA VOOR SRI RAMAKRISHNA ZONG
[Luister hier naar dit nummer in het origineel: song
Laten we nog een keer terug gaan , O mind, naar ons eigen verblijfplaats
Hier in dit buitenland op aarde
Waarom zouden we doelloos ronddwalen in de gedaante van een vreemdeling?
Deze levende wezens lopen in cirkels, en de vijf elementen
Zijn vreemden voor jou, allemaal, niemand is je eigen.
Waarom vergeet je jezelf zo?
Verliefd op vreemdelingen, O, mijn geest?
Waarom vergeet je toch je eigen Zelf?
Beklim het pad. van de waarheid, O geest! Klim zonder te aarzelen, onwankelbaar.
Met Liefde als de lamp om je weg bij te lichten
Als de proviand voor onderweg breng met je mee
De deugden, zorgvuldig verborgen, voor als twee struikrovers,
Hebzucht en waanideeen wachten erop om u te beroven van uw rijkdom
En houdt constant bij je als bewakers om je te beschermen tegen kwaad
Kalmte van geest en zelfbeheersing .
Het gezelschap van heilige mannen zal voor u een welkome rustplaats zijn langs de weg
om uw ledematen een poosje te laten rusten, uw weg te vragen.
Als u ooit twijfelt , aan hem die daar waakt
Als iets op het pad je bang maakt, roep dan luid de naam van de Heer;
Want Hij is de bestuurder van deze weg,
Zelfs de Dood moet voor hem buigen.
Uitgegeven en vertaalt , en met een biografische introductie door Swami Chetanananda.
Advaita Ashrama , Kolkata
Mary Saaleman
is a Vedantist since three decades. Her life is Mother, Ramakrishna and Swamiji. She is a student of the lives of the Master, Mother and Swamiji and the Gospel of Sri Ramakrishna.
is een vedantist sinds drie decennia. Haar leven is Moeder, Ramakrishna en Swamiji. Ze bestudeert de levens van de Meester, Moeder en Swamiji en het evangelie van Sri Ramakrishna.