Seeking

    What is it about the Intellect?

     

    Corné van Nijhuis

    It was René Descartes (1596 – 1650) who once stated: “I think, therefore I am”, which subsequently became an important element of Western philosophy. From that view, the mind is therefore essential in our existence. But what is that thinking faculty and what is thinking actually, if according to Western philosophy it is precisely this thinking that makes man a man?

    In this regard, we can fall back on Advaita Vedanta, which distinguishes between various senses. These are first of all the five outwardly directed senses (Indriya) which are for man his instruments for perceiving, i.e. for seeing, hearing, feeling, tasting and smelling. In addition to these outward senses, Vedanta distinguishes the “inner sense” (Antah-karana). Its specific function is to interpret and explain the impressions perceived with the outward senses. It functions by ‘flowing out’ to an object, ‘illuminating’ it, ‘taking its form’ and then recognizing it as such.

    The inner sense (Antah-karana) according to Vedanta consists of 4 components:

    The intellect (Buddhi): on the one hand, this is the discernment or the ability to determine things and to decide on any follow-up on that basis. On the other hand, the intellect is the nonpersonal or superpersonal state of consciousness of an individual.
    The mind (Manah; Mind): The mind’s function is to interpret and to that end stimulates the other senses to continue to pay attention to the objects that occur to it. This makes it an instrument of perception and action and can also be seen as the (human) will. It is also the gatekeeper of the five outwardly directed senses.
    The Ego (Ahankara): This is the “I-feeling” or concept of individuality. The sense of self is supposed to be generated from the intellect and it stimulates the senses (indriya) and the subtle essence of the five elements (tanmatra). It has the function of self-affirmation. It has the three aspects: satva, rajas and tamas.
    Consciousness (Cit): This is the mind or Reality.

    The mind is the uninterrupted stream of thoughts

    who made a construct what we call the ego

    whereby we live in an illusion of separateness.

    From this division we can therefore indicate the mind of Descartes with the mind (Manah). And it is this mind with which man often identifies himself in such a way that he thinks he is the mind. Here, according to Advaita, lies the great challenge for man: to detach from and no longer identify with his mind. The way is to constantly affirm to yourself that you are not your body, nor your mind, but Sat-Cit-Ananda: the combination of consciousness, space and time. As soon as this has somewhat taken hold, you can move on to the affirmation “My mind is my instrument. I, the Supreme Power, can and will master this instrument.” Then you do this: mastering this instrument, making it your own, starting, directing, and stopping the mind. The purpose of this is to make the mind an object. Only in this way can you as a subject meditate successfully and live fully consciousness. Controlling the mind is a necessary condition for this.

    The mind is the cause of bondage, as well as of liberation.

    (Amritabindu Upanishad, verse 2)


    Wat is dat eigenlijk, ons denkvermogen?

    Corné van Nijhuis

    Het was René Descartes (1596 – 1650) die ooit stelde: “Ik denk, dus ik ben”, wat vervolgens een belangrijk element werd van de Westerse filosofie. Vanuit die visie is het denkvermogen dus essentieel in ons bestaan. Maar wat is dat denkvermogen en wat is denken nu eigenlijk, als juist dit denken volghens de westerse filosofie de mens een mens maakt? 

    In dit verband kunnen we terugvallen op Advaita Vedanta dat onderscheid maakt in diverse zintuigen. Dit zijn allereerst de vijf naar buiten gerichte zintuigen (Indriya) die voor de mens zijn instrumenten zijn om te kunnen waarnemen, of wel om te zien, horen, voelen, proeven en ruiken. Naast deze naar buiten gerichte zintuigen onderscheid Vedanta het ‘innerlijk zintuig’ (Antah-karana). De specifieke functie ervan is om de, met de naar buiten gerichte zintuigen waargenomen  indrukken te duiden en te verklaren. Het functioneert door ‘uit te stromen’ naar een object, dit ‘te verlichten’, de ‘vorm er van aan te nemen’ en het dan als zodanig te herkennen.

    Het innerlijk zintuig (Antah-karana) bestaat volgens Vedanta uit 4 componenten:

    • Het intellect (Buddhi): dit is enerzijds het onderscheidingsvermogen of het vermogen om zaken te kunnen bepalen en op basis daarvan te kunnen besluiten over enig vervolg. Anderzijds is  het intellect de niet-persoonlijke of bovenpersoonlijke staat van bewustzijn van een individu.   
    • Het verstand (Manah; Mind): Het verstand heeft als functie te interpreteren en stimuleert daartoe de overige zintuigen om aandacht te blijven besteden aan de objecten die zich daaraan voordoen. Daarmee is het een instrument van waarneming en handeling en kan ook gezien worden als de (menselijke) wil. Het is tevens de poortwachter van de vijf naar buiten gerichte zintuigen.
    • Het ego (Ahankara): Dit is het ‘Ik-gevoel’ of het concept van individualiteit. Het ik-gevoel wordt geacht te worden voortgebracht vanuit het intellect en het stimuleert de zintuigen (indriya) en de subtiele essentie van de vijf elementen (tanmatra). Het heeft de functie van zelfbevestiging. Het kent de drie aspecten: satva, rajas en tamas.  
    • Bewustzijn (Cit): Dit is de geest of de Werkelijkheid.

    Het denkvermogen is de ononderbroken stroom van gedachten 

    die een construct heeft gemaakt wat we het ego noemen 

    waardoor we in een illusie van afgescheidenheid leven.

    Vanuit deze indeling kunnen we het denkvermogen van Descartes dus duiden met het verstand (Manah). En het is dit verstand waarmee de mens zichzelf veelal zodanig identificeert dat hij denkt dat hij het denkvermogen is. Hier ligt vervolgens volgens Advaita de grote uitdaging voor de mens: het zich losmaken van en zich niet meer te identificeren met zijn denkvermogen. De manier daarvoor is om voortdurend aan jezelf te bevestigen dat je niet je lichaam, noch je denkvermogen bent, maar Sat-Cit-Ananda: de combinatie van bewustzijn, ruimte en tijd. Zodra dit enigszins is beklijft kan worden overgegaan naar de affirmatie “Mijn denkvermogen is mijn instrument. Ik, de hoogste Macht, kan en zal dit instrument beheersen.” Vervolgens voer je dit uit: het beheersen van dit instrument, door het je eigen maken het denkvermogen te starten, te besturen en te stoppen. Het doel hiervan is om het denkvermogen tot een object te maken. Alleen zo kun je als subject daarna succesvol mediteren en vol bewustzijn leven. Beheersing van het denkvermogen is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde.

    The mind is the cause of bondage, as well as of liberation.

    (Amritabindu Upanishad, verse 2)

     

     


    About the Author

    Corné van Nijhuis

    Mr Corne van Nijhuis is a scholar, deeply involved in the scientific study of philosophy and spirituality. Having been successful in his field, Mr Corne van Nijhuis has dedicated his time to the study and practice of Vedanta. Readiness to help always, a seeking mind, are some of his outstanding qualities. He has been a regular contributor to this magazine.