Divinity Within

    Harmony of Religions

    Kees Boukema

    Hinduism has many gods and goddesses. They represent the many aspects of Ultimate Reality, Brahman. Every aspect of Brahman’s transcendental principle perceived as masculine is related to a dynamic principle perceived as feminine. Thus, Shiva, the god of asceticism, detachment and purification, is associated with Kali, the Mother. She protects her children and fights against evil.

    Sri Ramakrishna (1836 – 1886) was a worshiper of the Mother Goddess Kali and a priest at the temple dedicated to her in Dakshineswar. In this temple he also had his first vision. He himself described it this way: “Suddenly the Divine Mother revealed herself to me. The temple and everything else disappeared before my eyes without a trace, and in its place I saw a shoreless, shining ocean of Consciousness or Spirit. As far as the eye could see, shining tidal waves rushed to engulf me. In an instant they were with me and completely engulfed me. I gasped, but inside me was a continuous flow of pure bliss and I felt the presence of the Divine Mother.”
    This vision was the beginning, but not the end, of his spiritual quest. Ramakrishna wanted to compare his experiences with the testimonies of other saints, as described in the scriptures. In addition, continuing his spiritual practices could demonstrate that the goal of all world religions could be attained through practice. (Swami Saradananda, “Ramakrishna and his Divine Play,” p. 225ff.) His disciple Swami Vivekananda later said: “The most vital idea I learnt from my Master is the wonderful truth that the religions of the world are not contradictory or antagonistic; they are but various phases of one eternal religion.”

    There is a bible fragment which also seems to allude to God as mother and to the harmony of religions. In chapter 17 of the “Acts of the Apostles,” Luke records the apostle Paul’s visit to the city of Athens. On the nearby hill ‘Areopagus’ he enters into conversation with philosophers of the school of the Stoa. They appear to be interested in the teachings that Paul preaches. “It is God’s purpose,” says Paul, “that they should seek the Lord, if haply they might feel after him, and find him, though he be not far from every one of us. For in him we live and move and have our being; as certain also of your own poets have said : For we are also his offspring.”‘

    Paul spoke Greek and was schooled in Greek philosophy. Here he refers to poets such as Arius Didymus and Celanthes. Didymus was tutor to Emperor Augustus. Celanthes succeeded Zeno, founder of the Stoa. In his “Hymn to Zeus” he wrote: “The mortals must belong to thee, as we are of the divine race.” Paul seems to agree with this with an image that is reminiscent of an unborn child in his mother’s womb. A child who makes breathing movements and whose nervous system is stimulated by contraction of the uterus.

    This impetus by Paul for an interreligious dialogue, however, found little resonance with his interlocutors. When they heard about a man who would judge mankind and be raised from the dead by God, they turned their backs on Paul. Some made fun of it. They could not have imagined that a few centuries later Emperor Constantine the Great (280 – 337) would convert to Christianity and that, after a period of a certain religious freedom, one of his successors, Emperor Theodosius the Great, in the year 379 put a ban on traditional worship of the Greco-Roman gods and declare Christianity the state religion for the entire Roman Empire.


    Harmonie van Religies

    Kees Boukema

     

    Het hindoeïsme kent veel goden en godinnen. Zij staan voor de vele aspecten van de uiteindelijke werkelijkheid: ‘Brahman’. Elk aspect van het als mannelijk opgevat transcendente principe van Brahman staat in relatie tot een als vrouwelijk opgevat dynamisch principe. Zo is Shiva, de god van ascese, onthechting en zuivering, verbonden met Kali, de Moeder. Zij beschermt haar kinderen en voert strijd tegen het kwaad.

         Sri Ramakrishna (1836 – 1886) was een vereerder van de Moedergodin Kali en priester in de aan haar gewijde tempel in Dakshineswar. In deze tempel kreeg hij ook zijn eerste visioen. Hijzelf beschreef het als volgt: “Plotseling openbaarde de Goddelijke Moeder zich aan mij. De tempel en al het andere verdween voor mijn ogen zonder enig spoor na te laten en daarvoor in de plaats zag ik een oeverloze, blinkende oceaan van Bewustzijn of Geest. Zo ver het oog reikte, stormde glanzende vloedgolven op me af om me te verzwelgen. In een oogwenk waren ze bij me en overspoelden me volledig. Ik snakte naar adem, maar binnen in mij was een ononderbroken stroom van pure gelukzaligheid en ik voelde de aanwezigheid van de Goddelijke Moeder.”

         Dit visioen vormde het begin, maar was niet het einde van zijn spirituele zoektocht. Ramakrishna wilde zijn ervaringen nog vergelijken met de getuigenissen van andere heiligen, zoals die beschreven zijn in de geschriften. Bovendien zou voortzetting van zijn spirituele praktijken kunnen aantonen dat het doel van alle wereldreligies door oefeningen kon worden bereikt. (Swami Saradananda, ‘Ramakrishna and his Divine Play’, p. 225 e.v.) Zijn discipel Swami Vivekananda zei later:“The most vital idea I learnt from my Master is the wonderful truth that the religions of the world are not contradictory or antagonistic; they are but various phases of one eternal religion.” 

         Er is een bijbelfragment waar eveneens gezinspeeld lijkt te worden op God als moeder en op de harmonie van religies. In hoofdstuk 17 van de ‘Handelingen der Apostelen’ doet Lukas verslag van het bezoek dat de apostel Paulus bracht aan de stad Athene. Op de nabij gelegen heuvel ‘Areopagus’ raakt hij in gesprek met filosofen van de school van de Stoa. Zij blijken geïnteresseerd in de leer die Paulus predikt. “Het is Gods bedoeling”, zegt Paulus ”dat we hem zoeken en kunnen vinden, aangezien hij van niemand van ons ver weg is. Want in hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: ‘Uit hem komen ook wij voort.’”

         Paulus sprak Grieks en was geschoold in de Griekse filosofie. Hier refereert hij aan dichters als Arius Didymus en Celanthes. Didymus was leraar van keizer Augustus. Celanthes was opvolger van Zeno, stichter van de Stoa. In zijn ‘Hymne aan Zeus’ schreef hij: ” De sterfelijken moeten U toebehoren, daar wij van Goddelijk geslacht zijn.” Paulus lijkt hierbij aan te sluiten met een beeld dat doet denken aan een ongeboren kind in de schoot van zijn moeder. Een kind dat ademhalingsbewegingen maakt en wiens zenuwstelsel door samentrekking van de baarmoeder wordt gestimuleerd.

         Deze aanzet van Paulus tot een interreligieuze dialoog, vond echter weinig weerklank bij zijn gesprekspartners. Toen zij hoorden over een man die zou oordelen over de mensheid en daartoe door God zou zijn opgewekt uit de dood, keerden ze Paulus de rug toe. Sommigen dreven er de spot mee. Zij konden niet vermoeden dat een paar eeuwen later keizer Constantijn de Grote (280 – 337) zich tot het christendom zou bekeren en dat, na een periode van een zekere godsdienstvrijheid, een van zijn opvolgers, keizer Theodosius de Grote, in het jaar 379 de traditionele verering van de Grieks-Romeinse goden zou verbieden en het christendom voor het gehele Romeinse Rijk tot staatsgodsdienst zou verklaren.

     


    ABOUT THE AUTHOR

    Kees Boukema has been a student of Vedanta and other philosophical systems for decades. He has contributed variously to the field of higher thinking. He has written numerous articles on philosophical subjects, reviewed books, and has translated important articles and books. Mr Kees Boukema’s most recent work is the translation into Dutch of the book The Practice of Meditation.

    Kees Boukema is sinds decennia student van Vedanta en andere filosofische systemen. Hij heeft divers bijgedragen aan het veld van hoger denken. Hij heeft belangrijke artikelen en boeken geschreven en vertaald. Het nieuwste boek van Dhr Kees Boukema is, De Beoefening van Meditatie.