Jayrambati Series -23
Mother’s Service Day and Night
Mother Sri Sarada Devi used to stay in Sri Ramakrishna’s room in Dakshineswar for some months. She was not yet familiar with the numerous divine moods of Sri Ramakrishna at that time. Ramakrishna would be constantly in trances and raptures. She would sit in a corner and observe the Master’s moods, sometimes with anxiety, sometimes with awe, sometimes startled by the physical changes in Ramakrishna’s divine personality. Mother had seen Sri Ramakrishna’s divine body become luminous and grow. “Words can’t describe the spiritual states in which the Master remained merged. Often in his divine ecstasy he would be talking of many things. Sometimes he would laugh and sometimes weep, and sometimes he would be totally lost in trances. This went on for the whole night. How deep a fervour it was and what an absorption! My whole body trembled at the sight, and I would wait eagerly for daybreak. One night, seeing his Samadhi continuing interminably, I began to weep in fear and called in Hridaya with the help of the maidservant’s mother. Hriday went on repeating the Lord’s names in the Master’s ears, till after quite a long time he returned to the conscious plane. Learning next day that I suffered from this kind of fear, the Master taught me, “If you notice such kind of mood in me, utter such and such a name; and if you see such other mood, this is the other bija [mystic syllable].” After this I was not so afraid; he would regain consciousness when those names were uttered. Quite a long time passed in this way and then as he came to know one day afterwards, that in apprehension of his moods I sat up the whole night without sleep, he asked me to sleep at the Nahabat.”
Whether in Sri Ramakrishna’s room or at the Nahabat, Mother considered the service of Sri Ramakrishna and her mother-in-law to be the one duty of her life. Ramakrishna’s mother was then old and too feeble to move about freely. So she depended much on Sarada Devi, who was well aware of this. Hence whenever the old lady called her, she rushed to her side. If any one warned her that by such heedless dashing she ran the risk of striking her head against the low door-frame, Mother Sarada would reply: “What if I do? My mother-in-law is my superior and my mother. Alas, she is old. If I don’t hurry up, it may inconvenience her, and so I run.’
Moeder Sri Sarada Devi verbleef enkele maanden in Sri Ramakrishna’s kamer in Dakshineswar. Ze was toen nog niet bekend met de talrijke goddelijke stemmingen van Sri Ramakrishna. Ramakrishna zou voortdurend in trance en vervoering zijn. Ze zat dan in een hoek en observeerde de stemmingen van de Meester, soms met angst, soms met ontzag, soms opgeschrikt door de fysieke veranderingen in Ramakrishna’s goddelijke persoonlijkheid. Moeder had Sri Ramakrishna’s goddelijke lichaam zien stralen en groeien. “Woorden kunnen de spirituele toestanden waarin de Meester samengesmolten bleef niet beschrijven. Vaak sprak hij in zijn goddelijke extase over veel dingen. Soms lachte hij en soms huilde hij, en soms was hij helemaal in trance. Dit ging de hele nacht door. Hoe diep was het en wat een verzonkenheid! Mijn hele lichaam beefde bij het zien, en ik wachtte gretig op het aanbreken van de dag. Op een nacht, toen ik zijn Samadhi eindeloos zag doorgaan, begon ik te huilen van angst en riep ik Hridaya binnen met de hulp van de moeder van de dienstmaagd. Hriday ging door met het herhalen van de namen van de Heer in de oren van de Meester, totdat hij na een behoorlijk lange tijd terugkeerde naar het bewuste vlak. Toen hij de volgende dag hoorde dat ik aan dit soort angst leed, leerde de Meester me: ‘Als je zo’n stemming in me opmerkt, spreek dan die en die naam uit; en als je zo’n andere stemming ziet, is dit de andere bija [mystieke lettergreep].” Hierna was ik niet meer zo bang; hij zou weer bij bewustzijn komen als die namen werden uitgesproken. Op deze manier ging er een behoorlijk lange tijd voorbij en toen hij op een dag erachter kwam dat ik uit angst voor zijn stemmingen de hele nacht op zat zonder te slapen, vroeg hij me om in de Nahabat te slapen.”
Of het nu in Sri Ramakrishna’s kamer was of in de Nahabat, Moeder beschouwde de dienst aan Sri Ramakrishna en haar schoonmoeder als de enige plicht van haar leven. Ramakrishna’s moeder was toen oud en te zwak om vrij te bewegen. Ze was dus sterk afhankelijk van Sarada Devi, die zich hiervan terdege bewust was. Dus als de oude dame haar riep, rende ze naar haar toe. Als iemand haar waarschuwde dat ze door zo’n achteloos gesjouw het risico liep haar hoofd tegen de lage deurpost te stoten, zou moeder Sarada antwoorden: ‘Wat als ik dat doe? Mijn schoonmoeder is mijn meerdere en mijn moeder. Helaas, ze is oud. Als ik niet opschiet, kan ze er last van hebben, en dus ren ik weg.’