Ramakrishna en Zijn Discipel Turiyananda
Het is erg moeilijk om God te realiseren. Het minste verlangen verspert de weg.
De Meester zei vaak, ” De draad gaat niet door het oog van een naald, als er zelfs maar een heel klein
vezeltje uitsteekt.’ Swami Vivekananda zei eens tegen hem: ” Bid alsjeblieft tot de Moeder dat zij ( Swji’s relaties) een kaal bestaan mogen hebben.”
De Meester stuurde hem naar de tempel om het de Moeder zelf te vragen. Maar toen Swji de tempel binnen ging kon hij alleen maar pleiten voor viveka (discriminatie) en vairagya (onthechting). Hoe kon hij? Hij had geen gehechtheid vanbinnen. Toen hij dat tegen de Meester zei, zei de Meester tegen ons: ” Zie je wat een geweldige ziel hij is? Hij kon de Moeder niets anders vragen dan viveka en vairagya.”
Swji bracht vroeger allerlei mensen naar Sri Ramakrishna. Hierop zou de Meester zeggen: ” Wat een waardeloze mensen breng je mee—-eenogig, kreupel, en zo voort. Je kunt goede mensen niet van slechte mensen onderscheiden. Breng niet wie dan ook en iedereen mee.”
Swji zou altijd de zwakken helpen. Hij zou zeggen:” Hoe zwakker de man, hoe meer hulp hij nodig heeft. Als een brahmaanse jongen een leraar nodig heeft, neem er vier in dienst bij een paria ( een uitgestotene via de normen van de sociale omgangsmaatschappij) .” Wat een grootse stemming! Op een keer was Sri Ramakrishna erg boos op een vrouwelijke toegewijde. Hij vroeg ons allemaal om niet naar haar huis te gaan of van haar eten te eten. Hij vroeg haar ook om niet naar Dakshineswar te komen. Tegen dit ernstig bevel van hem, wie zou haar huis durven bezoeken? Niettemin, op een dag zei Swji tegen Swami Shivananda, ” Kom, laten we gaan wandelen.” In de loop van de wandeling kwamen ze bij het huis van de dame en Swji vroeg haar iets om te eten. De dame was buiten zichzelf van vreugde en voedde hem van harte. Daarna ging Swji naar Sri Ramakrishna en vertelde hem wat hij had gedaan.De Meester zei:” Nou, Ik heb het je verboden en nochtans ben je erheen gegaan en hebt gegeten!” Swamiji antwoordde:” Wel, wat voor kwaad was daar? Ik heb haar ook uitgenodigd hier te komen.”
Op een keer in Cossipore smeekte Swji namens Hazra bij de Meester. Swamiji wou hem niet alleen laten! Zijn aanhoudende vraag was: ” Je moet iets voor Hazra doen. Je moet hem zegenen. Sri Ramakrishna zei, ” Hij zal nu niets krijgen, maar hij zal het krijgen op het moment van overlijden.” Het is er echt van gekomen. In wezen geloofde Swji in genade.
Latu viel gewoonlijk vroeg in slaap. En op een keer was de Meester erg geïrriteerd over hem. Hij wilde hem wegzenden van Dakshineswar, maar Swji kwam tussenbeide en de kwestie eindigde vreedzaam. Het was om deze reden dat Latu later zou zeggen, ” Als iemand echt een broeder discipel is, is het Vivekananda.”
Sri Ramakrishna gaf geen andere zegen dan: ” Moeder, laat ze verlichting hebben. Laat ze zich bewust zijn van hun ware aard.”
Rakhal Maharaj (Swami Brahmananda) leefde al die tijd met hem. Rakhal Maharaj’s familieleden brachten hem eerst naar de Meester, maar toen zij ontdekten, dat hij op het punt stond afstand te doen van de wereld, vonden zij dat niet leuk. Zij spraken met Sri Ramakrishna , maar hij schonk niet veel aandacht aan wat ze zeiden.
vanuit Ramakrishna as we saw Him
presenteert door
Mary Saaleman
Mary Saaleman studeert al dertig jaar Vedanta. Haar leven is gewijd aan Moeder Sarada Devi en de studie van heilige teksten en geschriften.