Kshudiram was een eigenaardige man. Arm, maar ook zonder ambitie om op een ‘zakelijke’ manier zijn geld te verdienen. Hij had daar geen interesse in. Alleen in dienstbaarheid aan God. Het leven zelf was één lied voor God. En dat lied kende geen valse noot. Geen leugen. Geen onwaarheden. Voor velen van ons lijkt dat misschien vreemd. Maar dat komt omdat wij liegen. We zeggen dingen die niet echt zijn gebeurd. Voor het plezier of om onszelf te redden. Maar Khsudiram was een bijzondere man. Geboren in 1875. Een man die nooit enige onwaarheid verkondigde. Nooit. In wezen was dat de ware aard van de oude Indiër. Geen leugens. Geen onwaarheden.


Maar de boosaardige man had gelijk. Hij heeft Kshudiram en zijn familie uit het dorp kunnen verdrijven. Hij nam hun bezit, hun huis, alles. De zo oprechte Kshudiram stond op straat. Verdreven uit het dorp van zijn voorvaders. Zijn huis en zijn grond kwijt. Maar ondanks alles had hij iets heel bijzonders: zijn oprechtheid en liefde voor God. Dat maakte hem onsterfelijk. Dat bracht hem zijn grootste waarheid, Ramakrishna. Toen de meest boosaardige man van het dorp Kshudiram op een verraderlijke wijze uit het dorp verdreef, verwelkomde Kamarpukur Kshudiram. En daar werd het licht van het universum geboren, Ramakrishna.