Abrahamitische Religieuze Tradities

Ik zou kort een essentieel ingrediënt willen bespreken dat wordt aangetroffen in de ‘genetische architectuur’ van de zogenaamde Abrahamitische religieuze tradities.
Het uitgangspunt is de heftige behoefte om in deze overtuigingen een ononderhandelbaar geloof te belijden in het unieke en exclusieve bestaan ​​van hun God. Daar is niet noodzakelijkerwijs een probleem mee. Het probleem is dat we bijna altijd de andere kant van dezelfde medaille vergeten, namelijk de “a priori” ontkenning van elke potentiële waarheid over andere godheden of doctrines, iets dat eenvoudigweg ondenkbaar is voor gelovigen. Het is duidelijk dat het christendom en de islam hier naar voren komen als universalistische religies in relatie tot het jodendom. Vandaar het expansionistische proselitisme dat hen historisch heeft gekenmerkt. Maar we moeten ook niet vergeten dat de opvattingen van de christelijke kerk om zelf een nieuw Israël te stichten, of van de gemeenschap van gelovigen die zich onderwerpen aan de islam, hetzelfde principe weerspiegelen van goddelijke verkiezing en onwankelbare trouw van de gelovigen aan Gods voorschriften. Een ander onherroepelijk gevolg van het monotheïstische geloof was juist de trouw, uitgedrukt in termen van de meest absolute onderwerping.
Dit is wat we zien in de scène van Isaaks offer, wanneer God Abraham op de proef stelt: “Neem je zoon, je enige zoon, van wie je houdt, Isaak, en ga naar het land Moria, en daar zul je hem als offer offeren. een brandoffer op een berg dat ik je heb gegeven, ik zal het aanbevelen!’ (Gen 22: 2) Abraham was al op leeftijd, en zijn vrouw Sara was op wonderbaarlijke wijze op haar oude dag zwanger geworden van de enige zoon van het echtpaar. God besloot toen met de patriarch te ‘spelen’ door zijn onderwerping op de proef te stellen. Abraham gehoorzaamt, maar dan wordt de engel van Jahweh gestuurd om hem te zeggen: ‘Strek de jongen niet uit! Doe hem geen kwaad! Nu weet ik dat je God vreest: je hebt mij je zoon, je enige, niet onthouden.’ (22: 12) Omdat alles aan God zou toebehoren, vooral de eerstelingen, worden de eerstgeborenen van Israël als compensatie verlost door een zoenoffer. Een eerstgeboren en “smetvrij” lam wordt geofferd, terwijl “het een brandoffer zal zijn met een aangename geur voor Yahweh” (Lev 1: 9). Volgens deze overtuigingen is het ondenkbaar dat God zijn deel zou opgeven.
In de eerste eeuwen van de christelijke traditie zagen de kerkvaders in het offer van Isaak de prefiguratie van het lijden van Jezus, de enige Zoon. Maar in tegenstelling tot Isaak, die niet wist dat hij zelf het slachtoffer was van het offer waarvan hij meende slechts samen met zijn vader een offer te zijn, lijdt Jezus pijn omdat hij zich bewust is van zijn wrede dood. Hij schreeuwt, bloedzwetend, dat de kelk van marteling wordt verwijderd. Maar zie, er wordt ook een engel naar hem gezonden, niet om de gevreesde ‘straf’ om te zetten, maar om hem te troosten zodat hij, net als het Lam van God, onderdanig de wil van de Vader uitvoert. van een nieuwe religieuze gevoeligheid in het jodendom van zijn tijd, volgens welke het fundamenteler is om God en de naaste lief te hebben als jezelf, bleef de fundamentele premisse bestaan. Het was voor God noodzakelijk om door bloed te verlossen. Ik heb mij altijd afgevraagd wat de redenen zijn voor deze fundamentele onverzettelijkheid van God in relatie tot de regels die Hij Zelf heeft vastgesteld.

In het islamitische geloof, dat zich vooral presenteert als het hoogtepunt van de lange traditie van de boodschappers van God, die teruggaat tot Abraham, Ismaël, Isaac, Jacob, Mozes en Jezus, worden joden en christenen verheven als de adepten van het Boek. Zij zijn echter ‘bijziende’ gelovigen. De joden en de christenen ‘beschouwden respectievelijk hun rabbijnen en hun monniken, evenals de Messias, de zoon van Maria, als heren in plaats van God, terwijl hen werd opgedragen alleen de ene God te aanbidden’ (‘Koran’, 9: 30) Wanneer de God van Mohammed aan Zijn boodschapper de onverbiddelijke visie van het “Laatste Oordeel” openbaart, bedreigt hij de ongelovigen met de visie van Gehenna, het eeuwige vuur dat hen zal verteren, en spoort hij gelovigen aan om te volharden voor de eeuwige geneugten die hen te wachten staan. beloofde het hem. Alles is door God voorbedacht. Er gebeurt niets zonder hun toestemming, dus onbuigzame ongelovigen worden gezien als bewijs van de loyaliteit van gelovigen. In deze zin zijn er zelfs verboden van God aan de Profeet, in het licht van de intentie om niet-gelovigen te bekeren die zich zogenaamd in de plannen van de Goddelijke Voorzienigheid bevinden. Bovendien keert de ‘Koran’ terug naar de compenserende ethiek van de Wet van Talion, die altijd zo krachtig is in teksten uit de Joodse Thora of de christelijke ‘Pentateuch’.
Dit gaat uiteraard niet over het ‘pathologiseren’ van religieuze overtuigingen, zoals bepaalde fundamentalistische atheïsten heel goed doen. Hiermee stel ik uiteraard atheïsme verre van gelijk aan religieus geloof. Maar het militante atheïsme gebruikt hetzelfde ontkenningsmechanisme als het andere, zij het via epistemologische delegitimisering. Ik probeer hier religieuze verhalen niet op te vatten op basis van de geloofsbelijdenis, maar veel meer op basis van hun discursieve veronderstellingen als een mythische poging om de menselijke ervaring te betekenen.
In die zin is het opportuun om je af te vragen of er aan de basis van de cultuur van haat en intolerantie waaraan Brazilië, in naam van een fundamentalistische perceptie van religie, in de periode van vier jaar van 2019 tot 2022 werd onderworpen, geen echo’s van een wereldbeeld dat op veel daarvan is gebaseerd, over de oerangst voor onderwerping door oorlogen, waarvan de reactieve tegenhanger de haat zelf was, en deze honger naar water die meedogenloos woedde in de woestijnomgevingen van het Nabije Oosten. Het was uit deze rots- en zandgrond dat het monotheïstische geloof ontstond.
Bij wijze van metafoor, en dus zonder de bedoeling te hebben geografisch determinisme te veroorzaken, had dit alles in feite kunnen culmineren in een woestijnfilosofie van het leven.

________________________________________________

Professor Paulo Bittencourt is een briljante professor in oude en middeleeuwse geschiedenis aan de Universidade Federal da Fronteira Sul UFFS [Erechim Campus], Brazilië. Hij schrijft regelmatig artikelen en is tevens columnist in tijdschriften. Hij heeft verschillende boeken op zijn naam staan. Hij is een fervent student van Vedanta.