Welkom!
Op deze pagina staan diverse artikelen. Het enige wat u hoeft te doen is naar beneden scrollen. Onder de schrijvers van deze maand bevinden zich de heer Kees Boukema, professor Paulo Bittencourt, mevrouw Francis van Schaik, mevrouw Mary Saaleman en anderen.
Scroll naar beneden en lees meneer/mevrouw!
Het leven als Passie
Kees Boukema
De Amerikaanse wetenschapper William James, auteur van de klassieker The Varieties of Religious Experience (1902, p. vi), was er van overtuigd, dat de zondaar dichter bij God is dan de deugdzame mens, omdat het ‘leven’ ons is gegeven als een ‘passie’. Voor Girish Chandra Ghosh (1844-1912), de zeer getalenteerde Indiase acteur, toneelschrijver en succesvolle theaterdirecteur, gold dat zeker. Hij had ook een opvliegend karakter en een enorm drankprobleem. Ram Chandra Datta schreef over hem in Biography of Sri Ramakrishna [p. 153]:
“When the ‘Chatanya Lila’ of Girish Babu was enacted, Ramakrishna went to see it. Girish Babu felt blessed. After their meeting in person, the two of them would visit each other from time to time.” Girish was vaak dronken; hij verloor dan alle zelfbeheersing. Op een avond was hij met een paar vrienden in een bordeel beland. Plotseling voelde hij een dringende behoefte om Ramakrishna op te zoeken. Ze huurden een rijtuig en reden naar Dakshineswar. Het was al laat; iedereen sliep. Stomdronken stommelden ze de slaapkamer van Ramakrishna binnen. Ramakrishna werd wakker pakte Girish beide handen en begon in extase te dansen. “Toen besefte ik:”, zei Girish later, “Hier is een man die iedereen in zijn armen sluit, zelfs een slecht mens als ik.”(They lived with God, p.273).
“But whatever else Girish was, there was no doubt that he was extremely insightful and intelligent”, schreef Chandra Datta, “He knew that the guru is Brahma, Vishnu and also Mahesvara. Though he could understand that Ramakrishna was an extraordinary person, his mind wanted to test him, it seems. One day Ramakrishna came to see a play in the theater. At the end of the play, Girish under the influence of liquor came to Ramakrishna, voiced his desire: ”I have not been able to serve you in this life. But if you are born again as my son I can do so. Please promise me that you will be my son. ‘What are you saying?’, said Sri Ramakrishna. ‘Why should I be born as your son? I shall be your guru, your chosen Deity.’ Then Girish became angry and abused the Master in such foul language while talking, that it cannot be put in writing. [..] The devotees present were filled with anger at this foul abusive language, but Ramakrishna began to laugh and kept on laughing the whole time back to Dakshineshwar.”
The next day Ram Chandra Datta visited Dakshineswar. He heard the story of Girish’s behaviour the previous evening and said to the Master: ‘When one of the cowherd boys died from the poison of the serpent Kaliya and Krishna giving proper punishment, Kaliya said humbly to Krishna: “But you have given me only poison, Lord. Where shall I get nectar?” It is the same with Girish. Where will he get nectar? Girish has worshipped with whatever you have given him. Ramakrishna smiled and said to the other devotees present: ‘Listen to what he is saying. Get a carriage. I shall go to Girish’s house right now’. Girish was very repentant. He had refused to eat and was weeping piteously. Suddenly he saw the Master at his house and was overwhelmed. He said: ‘Master, if you had not come today, I would have concluded that you had not attained that supreme state of knowledge where praise and blame are equal, and that you cannot be called an illumined soul.’
“Sri Ramakrishna once said to Girish:’You utter many abusive and vulgar words; but that does not matter. It is better for these things to come out. There are some people who fall ill on account of blood poisoning; the more the poisoned blood finds an outlet, the better it is for them. You will be purer day by day. People will marvel at you.’
Girish one day requested Sri Ramakrishna to give him a spiritual vision, ‘Do not desire such visions’, was the reply, ‘for even if you have them, you may not believe what you see.’ Girish understood the import of those words, for he realized that his doubting mind would have considered such an experience to be some kind of magic or illusion.” (They lived with God, p. 276 e.v.). Ramakrishna told Girish:’Please call upon God at least once every day, whether you can do anything else or not. You will say, if I cannot do that? Al least once make a pranam after sunset. You may say, even that is not convenient. Good. Then, give me the power of attorney and go.’
The desire of Girish Babu became fulfilled from that very moment. […]. Girish Babu had no other spiritual or devotional practices. In his mind peace is surely abiding (Chandra Datta, p. 158).
De Engelse schrijver Graham Greene wantrouwde ‘fatsoenlijke lieden’. Hij noemde het samengaan van het Goede en het Kwaad “De Paradox van het Christendom” (Antwerpen, 1956).
In het leven en sterven van de Vlaamse Pater Damiaan zag hij een voorbeeld van die paradox. Damiaan werd in 1840 geboren als Jozef de Veuster in het dorp Tremelo nabij Leuven. Hij was vanaf 1864 werkzaam als missionaris in Honoloeloe en overleed op het Hawaiaanse eiland Molokai op 15 april 1889. Hij hielp daar lijders aan de lepraziekte, tot hij ook zelf aan de ziekte bezweek.
Toen begin 1880 lepra uitbrak werden degenen die besmet raakten (melaatsen) overgeplaatst naar de ‘leprozerie’; “een afgelegen plek op het eiland Molokai tussen, aan de ene kant onoverkomelijke bergen en aan de andere kant de zee”, schreef Pater Damiaan in een brief naar huis. “Ze zijn naar die plaats als het ware levenslang verbannen. Deze instelling heeft absoluut een inwonende priester nodig, hoewel dat niet zo’n gemakkelijke opdracht is. Alle communicatie met de nederzetting is strikt verboden, tenzij men aanvaardt om zich hier, samen met de bannelingen, te laten insluiten. De regering heeft zich ertoe verplicht geacht al degenen die door melaatsheid zijn aangetast uit de samenleving te weren.”
Hij vervolgt:“Enkele maanden geleden kreeg ik ook het verbod om nog een voet buiten het terrein te zetten waar onze melaatsen in isolement opgesloten zitten. Ik werd een staatsgevangene. Het zijn niet de ziekte en het lijden die me de moed ontnemen, verre van. Want tot nog toe voel ik me gelukkig en tevreden. Mocht ik de keuze krijgen om van hier weg te gaan in goede gezondheid, dan zou ik zonder aarzelen zeggen, ik blijf hier bij mijn melaatsen tot het einde.”
In 1889 raakte pater Damiaan zelf besmet. Op zijn sterfbed zei hij: “Kijk naar mijn handen, al mijn wonden gaan dicht en de korst wordt zwart, het is het teken van de naderende dood. Kijk ook naar mijn ogen, ik heb zoveel stervenden melaatsen gezien. Ik vergis mij niet, de dood is niet meer veraf. Ik had zo graag monseigneur nog eens gezien, maar de goede God roept me om Pasen met Hem te vieren.” (Argus, 8 mei 2024, p. 15).
Om te tonen ‘hoe diep de vroomheid kan zinken’ citeert Graham Greene uit een ingezonden brief van de protestantse predikant dr. Hyde die kort na de dood van Pater Damiaan in een Australisch kerkblad werd gepubliceerd:
“ Waarde Broeder. In antwoord op uw vragen aangaande Pater Damiaan kan ik alleen maar zeggen, dat wij die de man kennen, verbaasd zijn over de uitbundige lofredenen in de bladen, die over hem spreken alsof hij een heilige was. In werkelijkheid was hij een grove, vuile en stijfhoofdige geestdrijver. Hij was niet naar Molokai gestuurd,maar ging er heen zonder opdracht. Hij woonde niet in de Leprozen-kolonie (niet voor hij zelf melaats was geworden), maar bewoog zich vrij over het gehele eiland, waarvan minder dan de helft voor melaatsen was gereserveerd en hij ging vaak naar Honoloeloe. Hij heeft geen aandeel gehad in de jongste hervormingen en verbeteringen, die het werk zijn van onze afdeling Volksgezondheid en die geleidelijk zijn ingevoerd, al naar de noodzakelijkheid en de beschikbare middelen. Zijn betrekkingen tot de vrouwen waren niet onberispelijk, en de melaatsheid waaraan hij is gestorven moet worden toegeschreven aan zijn onzedelijk leven en aan zijn nalatigheid. Anderen hebben ook veel voor de melaatsen gedaan zoals onze eigen predikanten en de artsen van het gouvernement – zonder daarmee op de manier van de katholieken, het eeuwige leven te willen verdienen.”
‘Men zou geneigd zijn te geloven, dat het Kwade niets anders is dan de schaduw van het Goede in zijn volmaaktheid’, schreef Graham Greene, ‘dat wij nog eens zover zullen komen ook de schaduw te begrijpen.’ Zoals er staat in 1 Johannes 3: 20: “God is groter dan ons hart. Hij weet alles.”
Kees Boukema is sinds decennia student van Vedanta en andere filosofische systemen. Hij heeft divers bijgedragen aan het veld van hoger denken. Hij heeft belangrijke artikelen en boeken geschreven en vertaald. Het nieuwste boek van Dhr Kees Boukema is, De Beoefening van Meditatie.
_______________________________________________________
Het Opgesloten Lichaam
Deel 2
Paulo JS Bittencourt
Professor aan UFFS – Campus Erechim
Er bestaat een essentieel verband tussen het uitgangspunt dat de ziel een gevangenis voor het lichaam vormt en de structurele vrouwenhaat die ons teistert. Met andere woorden: als de toestand van de vrouw wordt voorgesteld als een bedreiging voor het mannelijke ‘sublieme’, laat dan eerstgenoemde gevangen zetten en haar degraderen naar gescheiden gynoeciums, de panopticons van mannelijke burgerwachten. In feite bevrijdt de gevangene in Plato’s allegorie van de grot die zichzelf bevrijdt, zichzelf feitelijk van het juk dat het lichaam van de gevoelige wereld hem heeft opgelegd. Hij is een vrijgelatene zonder lichaam, omdat hij zichzelf juist heeft bevrijd van zijn lichaam, dat op zijn rechtmatige plaats wordt gelaten: dat van de ketenen van de gevoelige mening. René Descartes dacht hetzelfde toen hij op rationele wijze de fundamentele notie van de moderniteit formuleerde die ons door de kloof heen wil loodsen tussen wat in ons ongrijpbaar denken zou zijn – de res cogitans – en wat onze lichamelijke materialiteit zou vormen – de res extenso. Maar als het begrip res extenso ons aan de andere kant het zegel geeft van deelnemers aan de natuur, veroordeelt het aan de andere kant natuurlijke wezens zonder rationaliteit tot de toestand van eenvoudige automaten. Het rationalistische cartesianisme verandert alleen de gedaante van het meer antropocentrische bijbelse geloof: “Laat hem [altijd de man met zijn “plunderende fallus”] heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over de grote dieren van de hele aarde. en over alle kleine dieren die zich dicht bij de grond bewegen.” (Genesis 1:26)
Onze westerse traditie heeft uitgeblonken in het vormen van een gigantisch panopticon waarin het lichaam in werkelijkheid geen gevangenis is.
Hij werd eenvoudigweg gevangengezet.
Merk op dat het panopticon – deze fundamentele uitvinding voor Michel Foucaults theoretische formuleringen over de docilisatie van lichamen door middel van biomacht – niets meer is dan een ‘panoptische’ gevangenis, de ideale gevangenis die in 1785 door de filosoof en jurist Jeremy Bentham werd bedacht, waarin de bewakers kunnen gemakkelijk alle delen van de kamer waar de gevangenen zich bevinden observeren, zonder echter door hen gezien te worden. Het is juist de angst van de gevangenen om niet te weten of ze worden geobserveerd, die hen ertoe brengt het door de waarnemers gewenste gedrag aan te nemen.
Hier moet het lichaam met zijn onbewust onweerstaanbare driften worden ingekaderd in eenvoudigweg “blinde” onderwerping aan de gevangenbewaarders die het straffen, de fallische en beschaafde mens, de sublieme en ongrijpbare geest, het bewuste, de rede, het extractivisme.
Het is geen verrassing dat journaliste Eliane Brum haar krachtige boek ‘Banzeiro Òkòtó: een reis naar het Amazonecentrum van de wereld’ maakt, een even poëtische röntgenfoto van het cartesianisme als aanjager van de vernietiging van bosbewoners, volkeren die behoren tot het bos in verzet en dat wij, beschavingen, niet langer conform zijn. “Een mens zal denken dat hij een geest en een lichaam heeft, omdat Descartes enorm overtuigend en nog handiger was toen hij zijn theorie formuleerde, en wie weet wat er met zijn testikels aan de hand was toen hij dit gebroken humane uitvond.”
Obi Wan-Kenobe verklaarde tegen Anakin Skywalker dat zijn behoefte om te winnen hem blind maakte, in tegenstelling tot de veronderstelling van de panopticon-burgerwacht dat het lichaam van de gedetineerde meer gecontroleerd zal worden naarmate het blinder is voor degenen die het observeren. Het lijkt mij juist dat we de plaats van de betekenis van het lichaam in de levenswerelden van andere culturele matrixen zo moeten inzien dat we onszelf er ook door kunnen laten belichamen. Het is noodzakelijk om de Japanse kunsten van Dô te leren kennen – boogschieten, vechtsporten, de theeceremonie, kalligrafie, bloemschikken –, met Indiase Hatha-Yoga, met de lang vergeten Griekse traditie zelf van de onafscheidelijkheid tussen de gezonde geest en het lichaam. In deze tradities werkt een leven met een deugdzame betekenis alleen via lichamelijkheid.
Maar veel dichter bij ons benadrukt Eliane Brum ook dat de Amazone een vrouw is, zodat het verbranden van het Braziliaanse bos dezelfde logica volgt als het project dat lichamen koloniseert. Het blijkt dat deze glimp van de geleefde ervaring sterk voortkwam uit het begrip van de kosmogonie van de oorspronkelijke volkeren, volgens welke we een nobel lichaam zijn, en het lichaam dat we zijn, net als het bos, in opstand zal komen, “zonder scheiding, omdat er geen deel is”, omdat het hetzelfde lichaam is dat “schreeuwt, pijn doet en liefheeft, met alles met elkaar vermengd”.
Professor Paulo Bittencourt is een briljante professor in oude en middeleeuwse geschiedenis aan de Universidade Federal da Fronteira Sul UFFS [Erechim Campus], Brazilië. Hij schrijft regelmatig artikelen en is tevens columnist in tijdschriften. Hij heeft verschillende boeken op zijn naam staan. Hij is een fervent student van Vedanta.
___________________________________________________________________________________________
Het Heilige Amulet
Het verhaal van een amulet
1922, Belur Math. Swami Shivananda zat op de buitenveranda van het hoofdgebouw, met uitzicht op de heilige rivier de Ganges. Enkele monniken van het klooster zaten en stonden naast hem.
Een van hen vroeg de Swami tijdens het gesprek: “Is het waar dat het amulet van de Meester, dat hier wordt aanbeden, hem door uw vader is gegeven?” Shivanandaji antwoordde: “Terwijl de Meester leed aan een ondraaglijke branderigheid over zijn hele lichaam, stelde mijn vader hem voor om een ista-kavacha (amulet met een inscriptie van de heilige formule met betrekking tot zijn Uitverkoren Godheid) op zijn lichaam te dragen. Het is dezelfde ista-kavacha.
Een toegewijde: ”Was je toen in Dakshineswar?”
Swami: “Ik was toen nog niet eens geboren. Het gebeurde tijdens zijn sadhana-periode. Mijn vader bezocht in die tijd Dakshineswar af en toe. Hij oefende zijn beroep uit als advocaat in Barasat [een stad in de buurt van Kolkata]. Hij had connecties met veel landeigenaren, waaronder Rani Rasmani als juridisch beoefenaar, en verdiende veel geld. Hij was een geweldige Tantrika sadhaka. Ik herinner me hoe hij veel Tantra-beoefenaars uit Kamakhya uitnodigde, al hun kosten betaalde, de Goddelijke Moeder aanbad en japa beoefende. Ik wist echter niet dat mijn vader Dakshineswar bezocht. Ik hoorde er later over van Sri Ramakrishna. De Meester vroeg over het algemeen niemand naar zijn binnenlandse zaken. Hij zag zijn discipelen met het spirituele oog en gedroeg zich altijd dienovereenkomstig tegenover hen. Maar op een dag vroeg hij me: ‘Ik weet niet waarom, maar ik voel de behoefte om je te vragen naar je thuis. Waar is je thuis?’ Ik noemde mijn dorp. ‘Wie is je vader?’ ‘Kanai Ghosal,’ antwoordde ik.
Toen hij dit hoorde riep hij uit: ‘Oh, hij was een geweldige Sadkaka. Hij beoefende japa in de Kali-tempel hier, gekleed in een rode zijden doek. Hij bracht altijd een man mee die achter hem zat en moeders liederen zong, en er liepen tranen over het gezicht van je vader. En als hij uit de tempel kwam, met zijn ogen helemaal rood, leek hij mij een echte Bhairava. Op dat moment had ik een vreselijk branderig gevoel over mijn hele lichaam. Het was zo intens dat al het haar op mijn lichaam verbrand was. Ik zei tegen je vader: ‘Je weet veel dingen. Kun je me vertellen hoe ik van dit branderige gevoel af kan komen?’ Hij adviseerde me om de ishta kavacha aan te trekken, en dat gaf me inderdaad verlichting.’
Een monnik: “Wie heeft de kavacha voor de Meester gemaakt?”
Swami Shivananda: “Dat weet ik niet. Dit is alles wat de Meester me vertelde.”
Een monnik: “Waar heb je de Meester voor het eerst gezien? In Dakshineswar?”
Swami: “Nee, in het huis van Ramachandra Datta. Een familielid van Ram Babu werkte vroeger in hetzelfde kantoor als ik. Hij bezocht Sri Ramakrishna en vertelde ons vaak zijn verhaal op kantoor. Ik beoefende al sadhana vanaf mijn jeugd. Ik was in die tijd gehecht aan het Brahmoïsme en ik las over de Meester in het artikel van Keshab Sen, Dharma-tattva. Ik wist echter niet waar Dakshineswar precies lag of hoe ik er moest komen. Later vertelde deze familielid van Ram Babu me dat het tegenover de monding van bally lag.
Op een zaterdag vertelde die heer me dat de Meester die dag het huis van Ramchandra Datta zou bezoeken en dat ik hem kon zien als ik daarheen ging. Ik zei: ‘De plek is heel dicht bij waar ik verblijf. Ik zal er zeker heen gaan.
Ik wilde al heel lang de aard van Samadhi leren kennen. Ik mediteerde en realiseerde me soms een toestand waarvan ik dacht dat die dicht bij Samadhi lag, maar ik wilde heel graag weten wat het precies was. Ik ondervroeg veel mensen, maar niemand kon het me uitleggen. Uiteindelijk had een zekere heer me verteld: ‘Niemand kan Samadhi realiseren in deze Kali Yuga. Ik heb echter maar één man gezien die het heeft. Hij is Ramakrishna Paramahamsa van Dakshineswar.’
Hoe dan ook, ik ging die avond naar het huis van Ram Chandra Datta. Ik trof de Meester zittend in een kamer vol mensen. De Meester was nauwelijks bij bewustzijn. Ik salueerde en ging naast hem zitten. Wat was mijn verbazing toen ik hem welsprekend hoorde praten over een onderwerp waar ik zo graag meer over wilde weten – over Samadhi!
Een monnik: “Wat zei hij die dag over Samadhi?”
Swami: “Ik kan me geen details herinneren. Maar ik herinner me dat hij over Nirvikalpa Samadhi sprak en zei dat maar weinigen het in de Kali Yuga konden realiseren, en als iemand het realiseerde, zou zijn lichaam daarna niet langer dan eenentwintig dagen leven. Sri Ramakrishna zei ook dat Shyam Mukherji van Salkhia Nirvikalpa Samadhi realiseerde en zijn lichaam leefde slechts eenentwintig dagen. Ik heb bij die gelegenheid geen enkel gesprek met de Meester gehad. Een maand later ging ik naar Dakshinswar en leerde ik hem kennen.
____________________________________________________________________________________
Contributie: Francis van Schaik
Wood Wide Web
The Wood Wide Web: bomen staan met elkaar in verbinding via een groot ondergronds netwerk!
Onderzoek heeft aangetoond dat er onder elk bos een complex ondergronds web van wortels, schimmels en bacteriën zit die bomen en planten met elkaar verbinden.
Dit ondergrondse sociale netwerk, bijna 500 miljoen jaar oud, is bekend geworden als het “wood wide web”.
Wetenschappers hebben dit het ondergrondse netwerk van schimmels (fungi) die bomen van voedingsstoffen voorzien nu in kaart gebracht.
Dit heeft een de eerste wereldkaart opgeleverd van de “mycorrhiza-schimmelnetwerken”
Het onderzoek laat zien hoe belangrijk mycorrhizanetwerken zijn voor het beperken van klimaatverandering en hoe kwetsbaar ze zijn voor de effecten ervan.
“Net zoals een MRI-scan van de hersenen ons helpt te begrijpen hoe de hersenen werken, helpt deze wereldwijde kaart van de schimmels onder de grond ons te begrijpen hoe wereldwijde ecosystemen werken,” zei prof. Crowther, auteur van het rapport.
“Wat we vinden is dat bepaalde soorten micro-organismen in bepaalde delen van de wereld leven, en door dat te begrijpen, kunnen we erachter komen hoe we verschillende soorten ecosystemen kunnen herstellen en ook hoe het klimaat verandert.”
Er zijn twee hoofdgroepen mycorrhiza-schimmels: arbusculaire schimmels (AM) die de wortels van de gastheer binnendringen, en ectomycorrhiza-schimmels (EM) die de wortels van de boom omringen zonder ze te penetreren.
EM-schimmels, die vooral aanwezig zijn in gematigde en boreale systemen, helpen meer koolstof uit de atmosfeer vast te houden. Ze zijn kwetsbaarder voor klimaatverandering.
AM-schimmels, dominanter in de tropen, bevorderen een snelle koolstofcyclus.
Volgens het onderzoek is 60% van de bomen verbonden met EM-schimmels, maar naarmate de temperatuur stijgt, zullen deze schimmels en de bijbehorende boomsoorten afnemen en worden vervangen door AM-schimmels.
De soorten schimmels die enorme koolstofvoorraden in de bodem ondersteunen, gaan verloren en worden vervangen door degenen die koolstof in de atmosfeer uitspuwen.
Dit zou de klimaatverandering mogelijk kunnen versnellen.
Als er tegen 2100 geen vermindering van de koolstofuitstoot is, kan er een vermindering van 10% zijn in EM en de bomen die ervan afhankelijk zijn.
De resultaten van deze bevinding kunnen nu dienen als basis voor herstelinspanningen zoals de campagne van de VN voor aanplant van biljoenen bomen. Hierdoor kan bepaald worden welke boomsoorten, afhankelijk van hun bijbehorende mycorrhiza-netwerk, in welk specifiek deel van de wereld moeten worden geplant.
Wij hebben als mens een World Wide Web, de natuur heeft dit al veel langer. Laat het ons vooral nieuwe inzichten geven in herstel van de natuur en bescherming ervan!
Francis van Schaik is een coach van jongeren en ook een student van menselijke relaties met de natuur, de wereld en de Waarheid. Ze levert regelmatig bijdragen aan ons online magazine. Francis is de bijdragende redacteur van deze pagina: Ik Ben.. – Home (kindercoaching-ikben.nl
_______________________________________________________
Swami Turiyananda
Sri Ramakrishna zei altijd: ” God woont zelfs in stenen en bomen, maar hij manifesteert zich vooral in de harten van mensen en hij speelt met mensen. ” Hij zei verder:” Als er geen mensen of toegewijden waren, wie zou God dan erkennen of respecteren? Wie zou de oneindige kracht van God begrijpen en zijn glorie verspreiden door de Veda’ s en Vedanta te schrijven.? De levens van toegewijden getuigen van het bestaan van God. Deze drie—-de Bhagavata (de geschriften) de bhakta (de toegewijde) , en de Bhagavan ( God) —-zijn een en de ENE is de drie.”
Soms komen avatars , of goddelijke incarnaties, incognito naar deze wereld. Hierover zie de Meester: ” Soms bezoekt een koning zijn hoofdstad in het openbaar met zijn konvooi en zijn trompetters, maar op andere momenten beweegt hij zich vermomt om de ware omstandigheden en activiteiten zijn onderdanen te observeren. Zodra de menen hem herkennen fluisteren ze onder elkaar:” Hij is de koning. Hij bezoekt ons vermomd als een gewoon persoon. Dan verlaat de koning onmiddelijk die plaats. Op dezelfde manier verschijnt de avatar soms in het openbaar en soms in het geheim. ”
De Meester zei verder over avatars: ” Een avatar zal nooit bevrijd worden. Zoals een uitvoerend officier van een landgoed zich snelt naar een plaats waar chaos en onrust is, zo komt de avatar om het lijden van de mensen te verlichten wanneer er een ongewone toestand is, in het enorme rijk van de Goddelijke Moeder—–dar wil zeggen, in de wereld.” Denk uit deze verklaring niet dat de avatar ooit onder de controle van maya staat. Hij is, van nature, de meester van maya en is gestabiliseerd in zijn eigen Zelf. Hij is nooit gebonden. Dus de vraag van zijn bevrijding komt helemaal niet aan de orde. Hij is het Bakenlicht van de spirituele wereld, en zijn zuivere leven zal door de eeuwen heen het object van aanbidding zijn.
De Meester kwam om religie gemakkelijk te maken. Mensen worden verpletterd onder het gewicht van regels en voorschriften!
Volgens de Meester is er geen speciale tijd en plaats nodig om zijn naam te herhalen en Hem te vereren. De Meester heeft nooit veel belang gehecht aan uiterlijke vieringen. Wat de middelen betreft, leerde hij dat men moet aannemen wat het beste bij hem past. Als je van God met vorm houdt zal je naar je doel leiden. Als je van God houdt zonder vorm, goed en wel. Houd je eraan en je gaat voorruit. Zelfs als je twijfelt aan zijn bestaan, vraag hem dan als volgt: ” Ik weet niet of je bestaat of niet, of je vormloos of met vorm bent. Laat me alsjeblieft je ware aard weten. ” Wat betreft omkleden, een bad nemen en andere uiterlijke observeringen, als je ze kunt observeren , goed en wel, zo niet blijf hem dan aanroepen zonder er veel aandacht aan te schenken.
De Meester zong eens een lied voor mij en zei:” Verwerk een van deze ideeen en je zult het doel bereiken. ”
U bent mijn Alles. O Heer—–het Leven van mijn leven,
De Essentie van essentie.
In de drie werelden heb ik niemand dan U die ik de mijne kan noemen.
Gij zijt mijn vrede, mijn vreugde, mijn hoop, U mijn steun,
Mijn rijkdom, mijn glorie;
Gij mijn wijsheid en mijn kracht.
U bent mijn thuis, mijn rustplaats, mijn liefste Vriend,
Mijn nabestaanden,
Mijn heden en mijn toekomst, U mijn hemel en mijn redding.
Gij zijt mijn geschriften, mijn geboden, Gij zijt mijn altijd genadigde Guru;
Gij de Lente van mijn grenzeloze gelukzaligheid.
Gij de Weg, en Gij het Doel; Gij de Aanbiddelijke Ene, O Heer!
Gij zijt de tedere Moeder, Gij de kastijdende Vader;
Gij de Schepper en Beschermer;
Gij de Roerganger die mijn vaartuig over de zee van het leven stuurt.
Mevrouw Mary Saaleman brengt u deze artikelen uit verschillende bronnen. Dit is haar vertaling van een stuk uit het boek Sri Ramakrishna as we Saw Him. Mary Saaleman is al vele jaren een student van Vedanta.
_______________________________________________________
Heb je ooit Dromen?
Een kleine druppel uit de oceaan van Sri Ramakrishna’s leven
Narendra, M. en Priya zouden de nacht doorbrengen in de tempeltuin. Dit beviel de Meester zeer, vooral omdat Narendra bij hem zou zijn. De Heilige Moeder, die in de nahabat woonde, had het avondmaal bereid. Surendra droeg het grootste deel van de kosten van de Meester. De maaltijd was klaar en de borden werden op de zuidoostelijke veranda van de kamer van de Meester neergezet. Bij de oostelijke deur van zijn kamer waren Narendra en de andere toegewijden aan het roddelen.
Narendra: “Hoe vind je de jonge mannen tegenwoordig?”
M: “Ze zijn niet slecht; maar ze krijgen geen religieuze instructie.”
Narendra: “Maar uit mijn ervaring denk ik dat ze naar de hel gaan. Ze roken sigaretten, geven zich over aan frivole praat, genieten van ijdelheid, spijbelen en doen alles van dien aard. Ik heb ze zelfs dubieuze plaatsen zien bezoeken.”
M; “Ik heb zulke dingen niet opgemerkt tijdens onze studententijd.”
Narendra: “Misschien ging je niet intiem om met de studenten. Ik heb ze zelfs zien praten met mensen met een immoreel karakter. Misschien hebben ze een intieme band met hen.”
M: “Het is inderdaad vreemd.”
Narendra: “Ik weet dat velen van hen slechte gewoontes ontwikkelen. Het zou goed zijn als de bewakers van de jongens en de autoriteiten hun ogen op deze zaken zouden houden.”
Ze spraken zo toen Sri Ramakrishna naar hen toe kwam en met een glimlach vroeg: “Nou, waar heb je het over?”
Narendra: “Ik heb M. gevraagd naar de jongens op de scholen. Het gedrag van studenten is tegenwoordig niet zo goed als het zou moeten zijn.”
De Meester werd ernstig en zei tegen M. nogal serieus: “Dit soort gesprekken zijn niet goed. Het is niet wenselijk om je over te geven aan enig gesprek behalve over God. Jij bent hun meerdere en je bent intelligent. Je had ze niet moeten aanmoedigen om over zulke zaken te praten.”
Narendra was toen ongeveer negentien jaar oud en M. ongeveer achtentwintig. Zo vermaand, voelde M. zich beschaamd en de anderen vielen ook stil. Terwijl de toegewijden genoten van hun maaltijd, stond Sri Ramakrishna erbij en keek hen met intens genoegen aan. Die avond was de vreugde van de Meester erg groot.
Na het avondeten rustten de toegewijden op de mat die op de vloer van de kamer van de Meester lag. Ze begonnen met hem te praten. Het was inderdaad een markt van vreugde. De Meester vroeg Narendra om het lied te zingen dat begon met de regel: “In het firmament van Wijsheid rijst de maan van Liefde vol op.”
Narendra zong en andere toegewijden speelden op de trommels en cimbalen:
In het firmament van Wijsheid rijst de maan van Liefde vol op.
En de vloedgolf van Liefde, in golvende golven, stroomt overal
O Heer, hoe vol van gelukzaligheid bent U! Overwinning aan U!
Sri Ramakrishna zong en danste en de toegewijden dansten om hem heen. Toen het lied voorbij was, liep de Meester op en neer over de noordoostelijke veranda, waar Hazra met M. zat. De Meester ging daar zitten. Hij vroeg aan een toegewijde: “Heb je ooit dromen?”
Aanhankelijke: “Ja, meneer. Laatst had ik een vreemde droom. Ik zag de hele wereld omhuld door water. Er was aan alle kanten water. Er waren een paar boten zichtbaar, maar plotseling verschenen er enorme golven die ze lieten zinken. Ik stond op het punt om met een paar anderen aan boord van een schip te gaan, toen we een brahmaan over die watervlakte zagen lopen. Ik vroeg hem: ‘Hoe kun je over de diepte lopen?’ De brahmaan zei met een glimlach: ‘Oh, dat is geen probleem. Er is een brug onder het water.’ Ik zei tegen hem: ‘Waar ga je heen?’ ‘Naar Bhawanipur, de stad van de Goddelijke Moeder,’ antwoordde hij. ‘Wacht even’, riep ik. ‘Ik zal je vergezellen.'”
Meester: “Oh, ik ben opgewonden om het verhaal te horen!”
Devotee: “De brahmaan zei: ‘Ik heb haast. Het zal even duren voordat je uit de boot bent. Tot ziens. Onthoud dit pad en kom achter me aan.’”
Meester: “Oh, mijn haren staan overeind! Laat je alsjeblieft zo snel mogelijk inwijden door een goeroe.”
_______________________________________________________
Gedachten over de Indiase filosofie
A.N. Marlow
Ik denk dat ik gelijk heb als ik zeg dat alle hindoeïstische systemen van de student filosofie een voorbereidende discipline van lichaam en geest eisen. Het lichaam moet ontspannen zijn en de geest tot rust gebracht, zodat de waarheid kan binnendringen. Dit lijkt mij het allergrootste en meest fundamentele verschil tussen Oost en West. De waarheid wordt in India behandeld als iets zo intiem en bovendien zo vol majesteit dat alleen een goed gezuiverde en gereinigde geest zelfs maar de drempel zou kunnen naderen. We leren uit de Upanishads, van de Boeddha, van Shankara, van Ramanuja, van Ramakrishna, van een groot aantal andere wijzen, dat deze discipline van stilte en nederigheid moet worden ondergaan. En hoe waar en hoe passend is het dat we de realiteit op een nederige manier benaderen. Maar er is geen suggestie in Aristoteles of in Plato’s Socrates, of in Descartes of Hegel, dat het intellect zichzelf moest onderwerpen en vernederen. De Grieken gingen luchtig door met hun speculaties – en ze hadden veel excuses, want de goden waarmee Homerus en de beeldhouwers en kunstenaars die Homerus kopieerden de Olympus hadden bevolkt, hadden geen eer en heel weinig fatsoen, en in werkelijkheid bewezen de speculerende geesten van deze oude Grieken een dienst door de speculaties over deze denkbeeldige en onverantwoordelijke wezens op te helderen – menselijke wezens met hun ergste fouten uitvergroot.
Hoe opmerkelijk is het dat zoveel werkelijk diepgaande moderne denkers zich tot Vedanta hebben gewend voor een oplossing van hun problemen! Dit brengt me bij een ander belangrijk punt – de waarde van de mystieke ervaring van vereniging met het Absolute door samadhi, en de finaliteit van deze ervaring. Nu is er in het Westen veel prachtige literatuur over deze gouden sleutel van mystiek, en het is beïnvloed door het Oosten via Plotinus, Dionysius, Duns Scotus en vele anderen, maar het is bijna volledig beperkt tot het monastieke leven. Ruysbroeck, Johannes van het Kruis, Suso, Tauler, Richard Rolle, Thomas ‘a Kempis – we kunnen nog wel even doorgaan, maar dit waren allemaal religieuze genieën, geen onafhankelijke en seculiere denkers. Het mooie van het beste Indiase mystieke denken en de beste ervaring is dat het uit het gewone leven kan voortkomen en niet gebonden is aan een absurd of logisch systeem van dogma, aan 39 of 390 geloofsartikelen. Hier wil ik mijn eerbetoon brengen aan Ramakrishna, van wie ik zeker weet dat de meesten van jullie veel beter gekwalificeerd zijn dan ik om te beoordelen. Hoe inspirerend is het verhaal van zijn leven, van zijn ongelooflijke spirituele gevoeligheid, zodat hij de wegen naar de waarheid ervoer die door alle grote religies werden geboden en het doel van alle religies uitsprak om hetzelfde te zijn, van zijn wonderbaarlijke kinderlijke eenvoud, de eenvoud van iemand die weet en zich niet hoeft voor te doen; van zijn onverwachtheid, die altijd een teken is van echte grootsheid; en van zijn kennis van mensen.
_____________
Selecties uit zijn lezing in de jaren 40