Dutch Articles September

Welkom!

Op deze pagina staan ​​diverse artikelen. Het enige wat u hoeft te doen is naar beneden scrollen. Onder de schrijvers van deze maand bevinden zich de heer Kees Boukema, professor Paulo Bittencourt,  mevrouw Francis van Schaik, mevrouw Mary Saaleman en anderen.

Scroll naar beneden en lees meneer/mevrouw!

Over ‘de mens die tot wijsheid is gekomen’

Kees Boukema

     In het tweede hoofdstuk [vers 38 – 53] van de Bhagavad Gita legt Krishna aan zijn vriend Arjuna uit wat de Sankya-filosofie (het spirituele pad van kennis), inhoudt:

     “Maak je klaar voor de strijd, maar met vrede in je hart. Aanvaard gelijkelijk vreugde en smart, winst en verlies, overwinning en nederlaag. Met zo’n geesteshouding bega je geen zonde. Het is de leer volgens de sankya. In deze leer is geen poging vergeefs; een geringe mate van inzicht helpt je al tegen angst voor een wedergeboorte. Dit is het pad met een onwrikbare overtuiging. Het denken van hen die aarzelen en maar niet tot een besluit kunnen komen, zwalkt alle kanten op.

     Dit pad van de vastberaden rede, dat gericht is op contemplatie, is niet geschikt voor mensen die gehecht zijn aan genot, rijkdom of macht en wier gedachten hierdoor worden beheerst. De Vedas kennen drie manifestaties van energie: sattva, rajas en tamas. Verhef u boven deze aardse  tegenstellingen; wees standvastig in zuiverheid. Houd u verre van winst en verlies; bezit uw ziel .

     Richt al uw aandacht op het handelen, niet op het resultaat ervan. Laat het resultaat dus niet het motief zijn voor uw handelen, maar verval ook niet in lethargie. Werk in de harmonie van yoga, vrij van zelfzucht en ongeacht succes of mislukking. Loonarbeid is inferieur aan werken in de geest van yoga. De gelijkmoedige mens is bevrijd van deugd en ondeugd. De wijze die afstand doet van de resultaten van zijn handelen, is bevrijd van angst voor wedergeboorte en verkeert in een staat van verlichting. Wanneer je geest onverstoorbaar verblijft tijdens contemplatie , zal je eenwording ervaren en zelfrealisatie bereiken.”

     Nadat Arjuna het betoog van Krishna heeft aangehoord vraagt hij: “Hoe kan men een mens herkennen die tot wijsheid is gekomen en wiens geest standvastig is? Hoe is zijn spreken, hoe is zijn zwijgen, hoe gedraagt hij zich?”. [Gita, 2: 54].

     Daarop antwoordt Krishna: ”Als een mens zijn begeerten onder controle heeft en door Gods genade de vreugde Gods ervaart, dan heeft zijn ziel rust gevonden. Indien zijn geest niet verstoord wordt door verdriet of vreugde en hij geen verlangens koestert en vrij is van hartstocht, angst en boosheid, dan noemt men hem een wijze met een standvastige geest.  Hij is onder alle omstandigheden en in alle opzichten onthecht. Hij koestert antipathie noch sympathie; hij is evenwichtig en beheerst in zijn denken. Zoals een schildpad zijn poten kan intrekken, zo bewaart een wijs mens distantie tot de objecten van genot. En als zijn ziel God heeft ervaren, verdwijnt ook de begeerte naar zintuiglijk genot.

     “De mens met zelfbeheersing, die in de wereld der zintuigen verkeert zonder afkeer of aantrekkingskracht te voelen, die heeft vrede gevonden in zijn hart. Hij is vrij van lijden; zijn geest is standvastig. Zo iemand is tot wijsheid gekomen. Wat voor de wijze het Licht is, is voor anderen slechts duisternis. Wie alle begeerten verzaakt en leeft zonder ego, die is tot vrede gekomen. Daar is eenheid met God, de staat van verlichting, waarin een mens kan verkeren zelfs in het uur van zijn dood. [Gita 2: 55-72]. 

     Tijdens een seminar in de zomer van 1988 besprak mijn leraar, Swami Ritajananda, president van het Franse ‘Centre Vedantique Ramakrichina’ te Gretz, ook enkele vragen die betrekking hadden op deze verzen uit de Bhagavad Gita. 

     “God-realisatie”, zei hij, “is een innerlijke ervaring, waar in de regel een periode van diepe meditatie en onthechting aan vooraf is gegaan. Zo’n ervaring heeft niets te maken met intellectueel ‘begrijpen’. De alledaagse waaktoestand gaat over in een veel intensere en levendiger toestand van het bewustzijn. De ‘normale’ bewustzijnstoestand lijkt dan niet meer dan een droom. Je ziet God, de eenheid achter alle dingen. Een uiterlijk bewijs is er niet, maar zij die God gerealiseerd hebben twijfelen niet over die ervaring. We zullen ze op hun ‘woord’ moeten geloven. Een ‘gerealiseerd’ mens is blijvend veranderd; dat is het verschil met een hallucinatie. Een gerealiseerd mens is ‘getransformeerd’. Zijn woorden zijn vol kracht, hij heeft alle mensen gelijkelijk lief en hij is vervuld van gelukzaligheid. Een ‘getransformeerd’ mens herkent direct anderen die eenzelfde ervaring hebben gehad. 

     Wat Swami Ritajananda toen zei, herinnert aan hetgeen Ramakrishna zijn discipelen eens vertelde. Het tempelcomplex in Dakshineswar, waar hij het grootste deel van zijn leven verbleef, was een pleisterplaats voor bedelmonniken: “Many sadhus, ascetics, all renouncing monks and Vaishnava anchorites  would visit this place, (…) on their way to bathe in the Gangasagar or to visit the Lord Jaganath in Puri. They would invariably stop for a few days at Rasmani’s temple garden, setting up their tents to rest. (….) Food was available in the temple garden and by the grace of Mother Ganges there was no scarcity of water (….) Thus, news that there was a nice resting place at Rasmani’s temple garden was well circulated among the monks who went on pilgrimage to Gangasar and Puri.

     “At particular times certain types of monks would gather here in large numbers. Once the great paramahamsa sannyasins began to come. They were not like vagabond mendicants looking for food. My room was always crowded with sannyasins. Day and night they would talk about Vedanta, Brahman, the nature of maya and Brahman Absolute (….). 

     “Once a monk came who was drunk with divine knowledge. He looked like a ghoul: He was naked, with dust covering his body and head, and with long hair and nails. On the upper part of his body he wore a tattered chadar; it looked as if he’d gotten it off some corpse on a cremation ground. He stood in front of the Kali temple, fixed his eyes on the image, and recited a hymn with such power that it seemed to me the whole temple shook and Mother Kali looked pleased and smiled. Then he went to the place where beggars were waiting for prasad. But they wouldn’t let him sit near them because of his disgusting appearance and they drove him away. Then I saw him sitting with the dogs in a dirty corner where they’d thrown away the leaf-plates. He had put one arm around a dog, and the two of them were sharing the remains of food on one of the leaves. The dog didn’t bark or try to get away even though the man was a stranger. As I watched him, I felt afraid that I might end up like him and have to live like that, roaming around as he did.

     “After I’d seen him, I said to Hriday (his nephew): ‘That is not ordinary madness, he is mad with the highest God-consciousness.’ When Hriday heard this, he ran out to get a look at the holy man. He found him already leaving the temple garden. Hriday followed him a long way and kept begging ‘Maharaj please teach me how I can realize God.’ He did not respond at first. But at last, when Hriday kept following him and wouldn’t leave him alone, he pointed to the gutter by the roadside and said: ‘When that water and the water of the Ganges seem to be the same and equally pure to you, then you will realize God.’ He said this much and nothing more. Hriday wanted to hear something more and said: ‘Maharaj, please make me your disciple and take me with you.’ But he went on without replying. When he got on a great distance, he looked back and saw that Hriday was still following him. He made an angry face and picked up a brick, threatening to throw it at Hriday. When Hriday fled, he dropped the brick, left the road and disappeared. After that he was nowhere to be found. Such great monks go around like that so people won’t bother them. This monk was a true paramahamsa.” 

[Swami Saradananda, Sri Ramakrishna and His Divine Play, Translated by Swami Chetananda, p. 570 e.v].

Kees Boukema is sinds decennia student van Vedanta en andere filosofische systemen. Hij heeft divers bijgedragen aan het veld van hoger denken. Hij heeft belangrijke artikelen en boeken geschreven en vertaald. Het nieuwste boek van Dhr Kees Boukema is, De Beoefening van Meditatie.

_______________________________________________________

 

Bob Dylan en Fiodor Dostoievski

Paulo JS Bittencourt
Professor aan UFFS – Campus Erechim

Onlangs kwam ik dat aangrijpende couplet tegen, dat nu veel wordt herinnerd, uit het nummer ‘Not Dark Yet’ van Bob Dylan, de ‘aedo’ van de moderne tijd.
[De bijnaam is heel terecht, omdat de ‘aedo’ van het oude Griekenland, in tegenstelling tot de rapsode, deze naast het componeren van zijn eigen gedichten ook zong.]
Het vers waar ik naar verwijs zegt: “Achter al het mooie zit een soort pijn.” Sinds ik het lied opnieuw beluisterde en naar het fragment luisterde, voelde ik me als een bel die implodeerde door gelijktijdige slagen, van binnen en van buiten, van de klepel en de hamer. En juist het schrijven over dit onderwerp vormde voor mij de echo van deze onweerstaanbare trillingsresonantie.
Ik weet dat ik hier het onrustige gebied van het alledaagse betreed. Ik doel op het wijdverspreide idee dat artistieke productie zoveel briljanter is naarmate de tijden waarin zij zich bevindt en waarin zij opduikt, turbulenter zijn. Wie herinnert zich bijvoorbeeld niet de creatieve en briljante overvloed aan Braziliaanse populaire muziek en het Latijns-Amerikaanse liedboek in donkere tijden van civiel-militaire dictaturen? Ik weet ook dat ik hier op wankele en delicate grond loop, aangezien het niet moeilijk zal zijn om te bezwijken voor de verleiding om (1) de eenvoudige relatie tussen twee factoren (of een correlatie die bijna nul is) te verwarren [volgens welke de twee De variabelen die een rol spelen, houden niet wezenlijk verband met (2) positieve of negatieve correlatie [dat wil zeggen een meting tussen twee of meer variabelen die causaal met elkaar verbonden zijn en samen of in tegengestelde richting bewegen]. Met andere woorden: het is niet nodig om een ​​veronderstelde sadomasochistische wet van een krankzinnige wereld te bepleiten als een “conditio sine qua non” voorwaarde voor de productie van gezonde kunst. Maar het lijkt even voorzichtig om de relevantie van dezelfde beweging, althans gedeeltelijk, in de tegenovergestelde richting te onderkennen. In deze andere richting zou de kunst strijden tegen de ellende van de waanzin en de drijvende kracht ervan dat alle schoonheid wordt gestraft. En hier gebruik ik een suggestieve verwijzing om het probleem wat meer te verduidelijken.
Geograaf en ornitholoog Jared Diamond herinnert er in ‘The third chimpansee: the evolution and future of the human wezen’ aan dat kunst geen transparante functie heeft, ‘en dat de oorsprong ervan als een subliem mysterie wordt beschouwd’. Gezien de betekenis die wordt gebruikt op het gebied van diergedrag en evolutionaire biologie, lijkt Oscar Wilde een standpunt te hebben ingenomen door te stellen dat “alle kunst nutteloos is”. Ik vind de waarschuwing van de grote Ierse schrijver meer dan acceptabel om op zijn minst de mogelijkheid te overwegen dat menselijke kunst uitsluitend wordt gemotiveerd door esthetisch genot. Dit alternatief wordt gezien in de definitie van kunst als ‘dingen maken of maken die vorm of schoonheid hebben’, en in veel gevallen tot exclusief genot van kunstenaars. [Kafka kan worden aangevoerd als bewijs van deze impuls, toen hij bijvoorbeeld zijn ontrouwe uitvinder verbood zijn geschriften te publiceren.] Maar een vooronderstelling van deze aard heeft de neiging de lijst van ingrediënten die als bijzonder menselijk worden beschouwd onder bescherming van de narcistische impuls veilig te stellen. dat ons als soort kenmerkt. Nu vergeet Diamond niet dat deze lijst al enorm is ingekort door moderne onderzoeken naar het gedrag van dieren, en wel op zo’n manier dat de meeste verschillen tussen ons en andere dieren veel meer een kwestie van gradatie lijken te zijn.
Maar het is duidelijk dat veel van de menselijke kunst in zekere zin zijn nut heeft, als we vooral bedenken dat de kunstenaar daardoor iets aan zijn medemensen meedeelt. Het gedeelde kunstwerk kan, hetzij vanwege de intentie van de kunstenaar, hetzij vanwege de vraag van degenen die de creatie ervan waarderen, naar voren komen als een belangrijke kracht die in staat is om de overleving van individuen en groepen te bevorderen. Wij mensen staan ​​erom bekend dat we ons gedrag ver buiten hun oorspronkelijke rol in evolutionaire termen uitbreiden. Diamond wijst erop dat de reden hiervoor ligt in het feit dat we tot een typische groep diersoorten behoren, wier vermogen om voedsel te verschaffen hen veel nutteloze tijd bezorgt. In dit geval zijn de overlevingsproblemen relatief onder controle, ondanks de verschrikkelijke afstand tussen de overvloedige voedselproductie en de honger die nog steeds heerst in de mensenwereld. Daarom kan ons artistieke gedrag ook andere doeleinden dienen, zoals simpelweg het verkrijgen van bevrediging of het kanaliseren van de neurotische energie die de menselijke ervaring van moorden, uitbuiting en haat maar al te graag voortbrengt. Het gaat daarom om het bevestigen, afgezien van overleven, van de opstandige toekenning van kunst als een betekenaar van het leven, tegenover het theater van het absurde.
Zou het in de poëzie van Bob Dylan geformuleerde principe daarom de notie van kunst als veerkracht of als geneesmiddel voor de wonden van de menselijke ‘geest’ en van de wereld inhouden? In strikte zin, dat wil zeggen volgens het gebruik ervan in de natuurkunde, omvat veerkracht de eigenschap die bepaalde lichamen hebben om terug te keren naar hun oorspronkelijke vorm nadat ze zijn onderworpen aan een elastische vervorming. Maar in brede zin verwijst veerkracht naar het vermogen om te herstellen of zich aan te passen aan tegenslag of negatieve impactveranderingen.
Het was deze leessleutel die mij in staat stelde in de door Bob Dylan gecomponeerde en gezongen verzen het ‘ethisch-messiaanse’ principe van de esthetiek te horen, zoals opgeroepen door Fjodor Dostojevski toen hij verkondigde dat ‘schoonheid de wereld zal redden’. Wanneer hij commentaar geeft op dezelfde passage uit “De gebroeders Karamazov”, benadrukt Leonardo Boff, altijd met zijn gebruikelijke diepe gevoeligheid, dat schoonheid op deze manier werkt omdat ze het buitengewoon krachtige vermogen heeft om ons te leiden naar liefde die gedeeld wordt met pijn. “Achter elke schoonheid schuilt een soort pijn”, eenzaam of gedeeld.
Op dat moment besefte ik dat ik in feite op een gevaarlijke manier in woorden iets wilde schetsen dat leek op de Japanse cirkel die geassocieerd wordt met het zenboeddhisme, de ‘Ensō’, zo geborsteld dat de twee uiteinden niet gesloten worden. aangezien de asymmetrie en perfectie essentiële en inherente aspecten van het bestaan ​​vormen. In feite vond het eerste spoor van de cirkel plaats bij Bob Dylan. Het verloop van de lijn die in het gezelschap van Jared Diamond werd getrokken, werd met Dostojevski voltooid, aan twee nauw verwante uiteinden. En ten slotte, op dat meest vluchtige moment van de eeuwigheid, met Vitor Ramil, “glimlachte mijn ziel melancholisch toe, en ik merkte dat ik gelukkig was”.

Professor Paulo Bittencourt is een briljante professor in oude en middeleeuwse geschiedenis aan de Universidade Federal da Fronteira Sul UFFS [Erechim Campus], Brazilië. Hij schrijft regelmatig artikelen en is tevens columnist in tijdschriften. Hij heeft verschillende boeken op zijn naam staan. Hij is een fervent student van Vedanta.

 

 

___________________________________________________________________________________________

Spirituele levensles van Eckhart Tolle

je bewust worden van een dimensie in jezelf

Door Eckhart Tolle

Contributie: Francis van Schaik

Wie ben jij werkelijk? Volgens Eckhart Tolle zijn er twee dimensies van jezelf: je ‘oppervlakte-ik’ en je ‘diepe ik’. ‘De belangrijkste openbaring die je in je leven kunt hebben, vindt plaats als je je realiseert dat je een ‘diepe ik’ hebt,’ zegt Eckhart. Lees in dit artikel hoe je je bewust kunt worden van deze dimensie in jezelf.
Als je jezelf ziet als je ‘diepe ik’, dan kun je medelevend zijn voor alles waaruit jouw ‘oppervlakte-ik’ bestaat; je fysieke lichaam, je persoonlijke identiteit (of je historische), de gedachten en emoties die je ervaart, enzovoorts.

De twee dimensies van het zelf
Er zijn twee dimensies van jezelf. De eerste dimensie is iets wat ik soms je ‘oppervlakte-ik’ noem; de persoon met een verleden en een toekomst. Dit is jouw historische identiteit, die vrij kwetsbaar is, aangezien het verleden en de toekomst alleen maar bestaan in je gedachten of als een concept in je hoofd. De meeste mensen op de planeet identificeren zich compleet met hun ‘oppervlakte-ik’.

De tweede dimensie van jezelf is wat ik graag de ‘diepe ik’ noem. De belangrijkste openbaring die je in je leven kunt hebben, vindt plaats als je je realiseert dat je naast het feit dat je een historisch persoon bent of een ‘oppervlakte-ik’ hebt, je met name een ‘diepe ik’ hebt. Door deze realisatie kijk je niet alleen maar meer naar je ‘oppervlakte-ik’ als je je afvraagt wie je daadwerkelijk bent, want daar zul je het antwoord helemaal niet vinden. Zo heb je niet meer het frustrerende gevoel dat er iets mist in je leven of iets niet helemaal klopt.

Wees aanwezig
Dus, hoe krijg je die realisatie? Die krijg je tussen twee gedachten in, de ruimte waarin de historische identiteit van je ‘oppervlakte-ik’ tijdelijk verdwijnt. Wat er van je over is, is niet iets waar je het over kunt hebben of wat je conceptueel kunt begrijpen. Het enige wat je weet, is dat er een onderliggend gevoel van aanwezigheid is, van jouw wezen, dat tegelijkertijd stil, alert en levend is. Dat is hoe je je daarvan bewust wordt. De bedoeling is om je dagelijks aanwezig te voelen in je lichaam, zodat je niet de hele dag mee wordt gesleurd door de gedachtestroom in je hoofd.

De illusie van afscheiding
Het is belangrijk om in te zien dat je ‘oppervlakte-ik’ en je ‘diepe ik’ niet gescheiden zijn. Je ‘oppervlakte-ik’ is een manifestatie van je bewustzijn op dezelfde manier waarop een rimpeling in het water van de oceaan een manifestatie van de oceaan is. Als je als rimpeling je er niet van bewust bent dat je onderdeel bent van de oceaan, voel je je gescheiden, wat natuurlijk een illusie is.

Een bevrijdende realisatie
De realisatie van jouw ‘diepe ik’ is zo bevrijdend, aangezien je wordt bevrijd van het idee dat er alleen maar jouw ‘oppervlakte-ik’ bestaat en de zogenaamde ‘drama’ die daarbij komt kijken. Als je jezelf ziet als je ‘diepe ik’, dan kun je medelevend zijn voor alles waaruit jouw ‘oppervlakte-ik’ bestaat; je fysieke lichaam, je persoonlijke identiteit (of je historische), de gedachten en emoties die je ervaart, enzovoorts. Zo krijg je ook toegang tot je creativiteit en je ware intelligentie, beide bevinden zich namelijk in de vormloze dimensie.

Dus, verwelkom stille momenten in je leven wanneer je dat kan. Zo’n moment hoeft niet eens een uur te duren; een paar minuten over de dag verspreid is al genoeg om je gedachten los te laten en om jouw ‘diepe ik’ te zien. Na verloop van tijd ben je je steeds meer bewust van je ‘diepe ik’ in de achtergrond van je leven. En dan ga je het ook gemakkelijker vinden om je daarvan bewust te blijven, zelfs op lastige momenten.

Geschreven door Eckhart Tolle

Francis van Schaik is een coach van jongeren en ook een student van menselijke relaties met de natuur, de wereld en de Waarheid. Ze levert regelmatig bijdragen aan ons online magazine. Francis is de bijdragende redacteur van deze pagina: Ik Ben.. – Home (kindercoaching-ikben.nl

 


Over Moeder Ganga

SWAMI ADBHUTANANDA oftewel Latu Maharaj was een ongeschoold en onvervaren herdersjongen. Vanaf het moment dat hij zich bij de Meester aansloot in Dakshineswar, tot de dood van de Meester. Latu was bijna constant aanwezig bij hem. Latu’ s herinneringen hebben daarom een bijzondere waarde in hun rijkdom aan details en inzicht.

Het was 11 maart 1883, Sri Ramakrishna’s verjaardag. De Meester vroeg me hem wat water uit de Ganga te brengen voor zijn bad. Hij nam een bad met een kruik water en ging daarmee naar de Kali tempel. Sommigen moesten in de keuken werken. Tussen de honderd en honderdvijftig mensen aten bij die gelegenheid in Dakshineswar, en wat er van de maaltijd overbleef werd aan de armen uitgedeeld. Manomohan Babu bracht een kirtan-feest groep mee uit Konnagar , en de Meester zong met hen mee. Later vroeg hij ons om met hem mee te gaan naar de Panchavati. De Meester vertelde ons dat hij niet alleen sannyasin ( monnik ) was, maar koning onder sannyasins. Tijdens een verblijf in Dakshineswar werd Rakhal ( Swami Brahmananda ) op een keer ziek. De Meester zei hem: ” Neem deze prasad van Lord Jagannath. Dan komt alles goed met je. ” Dat is het effect van de prasad van Jagannath ! Jullie mensen geloven dat niet. ” Eet een of twee deeltjes Jagannath prasad voordat je je eten neemt. Op Dashahara – dag ( een speciale viering ter ere van de Ganga ) vroeg de Meester ons om aan de Moeder Ganga te offeren. Hij zei tegen Rakhal: ” Moeder Ganga is een levende godin , en vandaag zou men haar moeten aanbidden. ” Destijds beschouwde Rakhal de Ganga niet als een godin, en aangezien de Meester dit wist zei hij tegen hem: ” Op een dag , terwijl ik langs de oever van de Ganges liep, twijfelde ik : ” Is Moeder Ganga echt een godin? Op dat moment hoorde ik het duidelijke geluid van een schelphoorn, dat uit het midden van de rivier kwam. Geleidelijk kwam het geluid dichterbij en ik zag een jongen over het water reizen, op een schelp blazen, en een godin volgde hem. Dit visioen verdreef al mijn twijfels. ” Rakhal was verbaasd dit te horen en zei : ” We weten niets van zulke dingen. We kennen de Ganga alleen als een rivier van water, bezoedeld door de schippers. ” De Meester antwoordde scherp , ” Pas op ! Zorg dat jij de Moeder niet bezoedeld ! ” Vanaf die dag had Rakhal groot respect voor de Ganga.
Dit was ook het eerste jaar( 1883 ) dat ik met de Meester het festival bijwoonde te Panihati Rakhal, Bhavanath en anderen gingen in Ram Babu’s rijtuig. Vele andere toegewijden van de Meester waren ook aanwezig. Navadwip Goswami was daar en de Meester begon plotseling met hem samen te zingen. We waren allemaal geschrokken toen we de Meester in bhava samadhi zagen gaan. Zijn ademhaling stopte , zijn gezicht , ogen, zelf de palmen van zijn handen, werden rood. Hem in deze exstatische staat te zien, haasten veel mensen zich, om het stof van zijn voeten te halen. We zaten met een dilemma. Iedereen wilde de Meester aanraken, en hoewel wij het hen verboden hadden, ( negeerden ze ons ) . Dus er was een opschudding !

Ram Babu zei tegen me: ” Leto, probeer ze niet tegen te houden. Laat de mensen hem aanraken en gezegend worden. ” Maar ik gehoorzaamde hem niet, want ik wist dat als iemand de Meester aanraakte terwijl hij in samadhi was , hij vreselijke pijn zou ervaren. Eindelijk, drie van ons—- Rakhal, Bhavanath, en ik begeleiden hem van het terrein naar de kamer. Maar hoe moelijk was het om de toegewijden te weerstaan. Zelfs toen we naar de kamer gingen bleven mensen zijn voeten aanraken. Weet je dan wat Ram Babu deed ? Hij nam een handvol stof van de grond en raakte daarmee aan de voeten van de Meester en begon het toen onder de mensen te verdelen. Zo werd de Meester bevrijd uit de menigte.
Het jaar daarop ( eigenlijk was dit bezoek in 1885) ging ik ook met hem naar Panihati. Deze keer gingen we met de boot. Iemand vroeg Heilige Moeder ( Sri Sarada Devi ) om ons te vergezellen, maar ze weigerde. De Meester prees haar hiervoor: ” Zie haar wijsheid. Ze weigerde met ons mee te gaan zodat niemand kritische opmerkingen over ons zou maken.” Dat jaar gebruikte de Meester prasad met ons allemaal en danstte in extase met de beide handen omhoog geheven.
Op hetzelfde festival kreeg de Meester vijf rupees aangeboden—-andere heilige mannen ontvingen slechts een of twee rupees. ( Het is een Indiase gewoonte. om een heilig mens te eren met geschenken. ) De Meester wilde het geld niet aannemen. De manager van het festival drong echter aan en gaf het geld aan Rakhal . Met het geld kocht Rakhal een mand met mango’ s en een pakje snoep voor de Meester. Toen de Meester erachter kwam, was hij boos op Rakhal , en waarschuwde hem: ” Doe zoiets nooit meer.

Mevrouw Mary Saaleman brengt u deze artikelen uit verschillende bronnen. Dit is haar vertaling van een stuk uit het boek Sri Ramakrishna as we Saw Him. Mary Saaleman is al vele jaren een student van Vedanta.

_______________________________________________________

Materie en Geluid

Materie bestaat in verschillende vormen van elkaar. Het is dus een grove materie die wordt begrepen van een subtiele [tanmatra], die niet wordt begrepen door de vorm van andere zintuigen, maar mentaal wordt begrepen door de yogi. Er zijn ondergrondse objecten die kunnen worden door de zintuigen van de geest door iemand die krachten bezit. Deze krachten zijn slechts uitbreidingen van het normale vermogen. De 100-inch telescoop op Mt Wilson onthulde, zo wordt gezegd, een achtste van de ruimte, en de 200-inch telescoop op Mt Palomar onthulde een kwart van de waarneembare ruimte. signalen we onze instrumenten verbeteren, zien we meer, maar voorbij een vastgesteld punt vindt de waarneming niet plaats via de zintuigen, maar via de geest. Alles kan onzichtbaar zijn door de geest, namens het opperste Zelf van Atman. Dit is op zichzelf nooit een object, omdat het voorbij de geest en spraak is. De ervaring van objecten wordt telkens subtieler totdat de staat van Opperste Ervaring wordt bereikt wanneer er noch onderwerp, noch object is. Geest en spraak kunnen er alleen maar naar kenmerken.

Geluid bestaat alleen waar beweging of trilling is. Als er geen trilling is, is er geen geluid, en als er geen geluid is, kan er geen trilling zijn. De opperste Brahman voorbij eigenschappen en activiteit is voorbij geluid, maar Ishvara [Brahman met Kracht] is Shabda-Brahman van het Opperste Geluid. Dit is het causale lichaam van geluid: shabda-tanmatra of het principe van geluid is het krachtige lichaam van geluid, en akasha is het grove lichaam van geluid [alleen door het medium van lucht, de geluidsgolven waarin het oor raakt.] Wanneer de geest verbonden is, wordt de sensatie van geluid ervaren.

Shabda-tanmatra van het principe van geluid is puur natuurlijk geluid zoals geïntegreerd door Hiranyagarbha en door yogi’s die de ervaring van Hiranyagarbha delen.

Swami Ghanananda