Een ‘natuurlijk’ Levenseinde

Een ‘natuurlijk’ levenseinde

Kees Boukema

In “Sri Ramakrishna and His Divine Play” (p. 212) schreef Swami Saradananda: “De Meester vertelde, dat hij eens op een dag in de tempel zong en bad tot de Goddelijke Moeder; dat hij toen bitter huilde en klaagde:’Ik heb al zo lang tot U gebeden. Waarom luistert U niet naar mij? U hebt Uzelf getoond aan Ramprasad, waarom mag ik U niet zien?’

“Ik voelde een ondraaglijke pijn in mijn hart,” vervolgde hij, ¨omdat een visioen van Moeder mij niet werd gegund. Het was alsof mijn hart met harde hand werd uitgewrongen als een natte doek. De gedachte dat ik Moeder nooit zou mogen zien maakte me wanhopig. Ik vroeg mezelf af: ‘Wat heeft dit leven nog voor zin?’ Plotseling viel mijn oog op een zwaard dat in de tempel hing en ik besloot ter plaatse om een eind aan mijn leven te maken. Ik sprong op als een waanzinnige en greep het zwaard. Op dat moment openbaarde Moeder zichzelf aan mij en ik verloor het bewustzijn. Wat er die dag en de volgende dag om mij heen gebeurde weet ik niet, maar in mij was een ononderbroken stroom van ongekende gelukzaligheid en een besef van de directe aanwezigheid van de Goddelijk Moeder.”

De gedachte dat hijzelf God nooit zou ervaren was voor Ramakrishna blijkbaar zo onverdraaglijk dat hij besloot om zichzelf te doden. ‘Zelfdoding is een gruwelijke zonde’, zei hij later,‘iemand die zichzelf doodt, moet steeds terugkeren naar deze wereld en zijn lijden ondergaan. Wie een onnatuurlijk dood sterft, wordt een kwade geest. Maar als iemand besluit zijn lichaam te verlaten na een visioen van God, dan noem ik dat geen zelfmoord.’ (The Gospel of Sri Ramakrishna, p.163/164, 721 en 723).

Ramakrishna had eerder tegenover de Goddelijke Moeder de gelofte afgelegd, dat hij zichzelf zou doden als hij God niet zou zien. Hij had gezegd: “Oh Moeder, ik ben een dwaas. Leer mij wat er in de Veda’s staat, in de Purana’s, de Tantra’s en de andere geschriften.” De Moeder had geantwoord: “De essentie van Vedanta is, dat alleen Brahman werkelijkheid is en de wereld een illusie. Hij die Brahman wordt genoemd in de Veda’s, heet Shiva in de Tantra en Krishna in de Purana.” (Kathamrita IV p. 124 en 336; The Gospel p. 544).

Ramakrishna’s spirituele praktijken (‘sadhana’) hadden hem meer dan eens op de grens van leven en dood gebracht (zie ‘The Gospel’, p. 159, 275, 644, 739 en 747.) Toen hem eens werd gevraagd, hoe men God kan ervaren, zei hij: “Door belangeloze liefde. Maar je moet God dwingen en kunnen zeggen: ‘Toon Uzelf aan mij, anders snijd ik met een mes mijn keel door’. “Dat is het tamas-aspect van bhakti,” voegde hij er aan toe.(Kathamrita IV, p.124, V, p. 52; The Gospel p. 186).

In de ethiek van het jaïnisme staat ‘ahimsa’, het streven naar geweldloosheid ten opzichte van alle vormen van leven, óók ten opzichte van het eigen leven, voorop. Mahavira, de belangrijkste leermeester, tijdgenoot van Gautama Boeddha, trok dertig jaar door India om de bevolking te leren hoe de hoogmoed op te geven en hoe zich te verweren tegen bijgeloof en kwade invloeden, om zo zichzelf te bevrijden uit de kringloop van leven en dood. Voor ‘zelfrealisatie’, d.w.z. het volledig ontplooien van wat een mens in potentie in zich heeft, wordt in het jaïnisme  meer waarde toegekend aan een ethisch leven, dan aan intellectuele speculatie.

Volgeling leggen geloftes af met betrekking tot hun leefwijze; zij houden zich aan een bepaalde gedragscode om zelfbeheersing, zelfdiscipline en onthechting te ontwikkelen door middel van vasten, meditatie en andere spirituele praktijken. De gelofte om te vasten kan inhouden: zich zijn favoriet voedsel ontzeggen, maar ook de hoeveelheid voedsel verminderen, of zich gedurende een bepaalde periode te onthouden van álle voedsel en vocht.

“Sallekhanā” is de gelofte om, wanneer een normaal religieus leven niet meer mogelijk is, bijvoorbeeld als gevolg van hoge ouderdom, terminale ziekte of hongersnood, geleidelijk te stoppen met alle eten en drinken en de naderende dood vrijwillig, zonder verdriet of vrees tegemoet te zien. Deze gelofte kan zowel door monniken als door leken worden afgelegd, zowel door mannen als door vrouwen. De gelofte kan verbroken worden als men zich niet meer in staat voelt om het proces te continueren, of doordat het verlangen om te blijven leven zich manifesteert.

Sallekhana is slechts voor weinigen weggelegd; jaarlijks brengen gemiddeld tweehonderd gelovigen deze discipline in praktijk (Express India, 30 September 2006). Het wordt beschouwd als een vorm van zelfrealisatie door het overwinnen van  alle vormen van gehechtheid, vrees, spijt, verdriet, afkeer en andere passies. Het is de voltooiing van een spiritueel leven dat in het teken heeft gestaan van zuivering en ascese. In die zin is Sallekhana een ‘natuurlijk levenseinde’.

Literatuur:

-Swami Prabhavananda, The Spiritual Heritage of India, Cosmos 2003, p. 155 – 167.

-Edo Sturm, Trouw, 23 februari 2006, Janisme – Geweldloos ten strijde tegen karma.

-Kokilla H. Shah, The Jain Concept of Sallekhana, National Seminar on Bio-Ethics, Januari 2007.

-Dr. Sanjukta Bhattacharyya, Sallekhana, Euthanasia and Suicide, Prabuddha Bharata, July 2012.

___________________________________________________________

De heer Kees Boukema is een geleerde in Vedanta en vergelijkende filosofie. Zijn briljante en grondige artikelen over verschillende filosofische en spirituele onderwerpen worden gepubliceerd sinds het eerste nummer van het tijdschrift. Zijn nieuwste werk is De Beoefening van Meditatie.