Welkom!
Uit de brief van Swami Turiyananda…
[Swami Turiyananda was een verlichte meester in spiritualiteit. Hij was een van Sri Ramakrishna’s glorieuze leerlingen.]
Een toegewijde van God kent geen angst of bezorgdheid. Ik heb dit al aangehaald toen ik de Gita citeerde, waar Sri Krishna tegen Arjuna zei: “Verkondig het stoutmoedig, o zoon van Kunti, dat mijn toegewijde nooit verloren gaat.” Zuivere toewijding is zeldzaam, zelfs onder goden.
Is het zo gemakkelijk om die allerhoogste liefde te bereiken die God aan de wensen van de toegewijden overlaat? De Meester zong met intens gevoel [dit lied van Sri Krishna]:
Hoewel ik nooit afkerig ben van het schenken van verlossing,
aarzel ik wel degelijk om zuivere liefde te schenken.
Ramprasad zei: “De bron van spiritueel leven is toewijding en bevrijding is slechts een bijproduct.” Waarlijk, als men liefde voor God kan ontwikkelen, bereikt men alles.
Het is de plicht van de huishouder om met zijn vrouw over religieuze zaken te praten. Als u en uw vrouw samen het Evangelie van Sri Ramakrishna bestuderen, zal dat u zeker goed doen.
_________________________
Sri Ramakrishna’s methode om discipelen te kiezen
Sri Ramakrishna zei tegen Keshab Chandra Sen, toen de Brahmo Samaj werd verdeeld over het Cooch Bihar huwelijk: 1 ” Het is geen wonder dat je Samaj uit elkaar is gegaan. Je accepteert iedereen als je volgelingen zonder ze te testen. Maar ik accepteer niemand zonder dat te doen. ” Het was inderdaad wonderbaarlijk op hoeveel verschillende manieren de Meester de toegewijden die naar hem toekwamen onderzocht. Hij had geen formele opleiding genoten maar hij had zich vele prachtige methoden eigen gemaakt om het menselijk karakter te meten. Was het te wijten aan de heropleving van kennis die in vorige levens is opgedaan? Of dat hij een Goddelijke Incarnatie is, zoals hij zichzelf soms beschreef aan zijn intieme discipelen?
We ontdekten altijd dat wanneer iemand voor het eerst bij hem kwam, hij hem met speciale aandacht aankeek. Als hij zich tot de bezoeker aangetrokken voelde, zou hij met hem over spirituele dingen praten en die persoon vragen hem af en toe te bezoeken. Naarmate de dagen verstreken en de bezoeken voortduurden, observeerde Sri Ramakrishna onbekend voor de bezoeker zelf, de vorm van zijn lichaam en zijn ledematen, de aard van zijn gedachten, de intensiteit van zijn zinnelijke verlangens en de omvang van zijn liefde voor de Meester. Op basis van deze minitieuze observaties zou hij tot een zekere conclusie komen over zijn latente spiritualiteit, en het duurde niet lang of hij zou het karakter van de persoon goed begrijpen. En als hij de noodzaak voelde om verborgen feiten over de innerlijke aard van de persoon te weten, zou hij erover leren door zijn scherpe yogavisie. Hierover zei hij eens tegen ons:” In de vroege ochtenduren, terwijl ik wakker en alleen ben, denk ik aan je geestelijk welzijn.
De Goddelijke Moeder laat me zien hoe ver iemand is gevorderd op het spirituele pad, waarom een ander niet vooruit kan, enzovoort. Laten we, hieruit echter niet concluderen dat zijn yogakracht alleen op dat moment actief was. Uit zijn gesprekken op andere momenten maakten we op dat hij naar believen kon opstijgen naar hogere staten van spiritueel bewustzijn en soortgelijke visioenen kon krijgen.
Want zei hij: ” Net zoals je door naar een glazen kast te kijken de hele inhoud kan zien, zo kan ik de diepste gedachten, neigingen en alles van een persoon kennen door alleen maar naar hem te kijken.
Uit het boek: Sri Ramakrishna zoals zijn discipelen hem zagen
selectie en vertaling : Mary Saaleman
_____________________
Mevrouw Mary Saaleman is al tientallen jaren een student van Vedanta. Ze besteedt haar tijd aan studie, gebed en beoefening van vedantische principes.
___________________________________________
Evolutie en Altruïsme
Kees Boukema
Hoe moet je handelen als je eigen belang in conflict komt met het belang van anderen? Volgens de filosoof Baruch de Spinoza (1632-1677) streeft alles, ook de mens, ernaar om, voor zover het in zijn vermogen ligt, in zijn eigen bestaan te volharden. Dit streven noemde hij ‘conatus’ en komt niet voort uit eigen wil, maar maakt deel uit van het streven van God/Natuur, die alles en iedereen ertoe aanzet om zich te handhaven [Ethica, III,6 e.v.]. Dat het eigen voortbestaan zowel drijvende kracht als gedragslijn is voor het menselijk handelen, blijkt ook uit de bevindingen van natuurwetenschapper Charles Darwin (1809-1882). Darwin beoefende de wetenschap volgens de beginselen van Francis Bacon [1561-1626]: Menselijke kennis moet niet berusten op geloof of op gezag, maar op het feitelijk bestuderen van de natuur en een goed gebruik van het verstand. [Francis Bacon, Thoughts and Conclusions, p. 80].
In ‘The Origin of Species’, by means of natural selection or the preservation of favoured races in the struggle for life [1859, Nl. vert. 2000], schrijft Darwin, dat biologische soorten kunnen veranderen en dat daarbij ‘selectie’ de hoeksteen is van het succes. Slechts die kenmerken evolueren, waarmee de individuele dragers beter af zijn mét, dan zonder deze kenmerken. Deze conclusie van zijn onderzoek was strijdig met de leer van de kerk. Daarin wordt er van uitgegaan, dat soorten onveranderlijk zijn, omdat het universum, de aarde, de planten, de dieren en de mens door God zijn geschapen.
Bij de aanvang van zijn studie in Cambridge in1828, koesterde de twintigjarige Darwin nog geen enkele twijfel over de strikte en letterlijke waarheid van elk woord dat in de bijbel staat. “Het was me nog nooit opgevallen hoe onlogisch het is om te geloven in iets dat ik niet kan begrijpen en dat ook niet te bevatten was.”, schreef Darwin vijftig jaar later in zijn autobiografie. Zijn deelname aan een studiereis van 1831 tot 1836 met het onderzoekschip H.M.S. ‘Beagle’ had zijn geloofsovertuiging aan het wankelen gebracht.
Het begon er al mee, dat hij door zijn wetenschappelijke collega’s hartelijk werd uitgelachen, als hij bij morele kwesties de bijbel aanhaalde als onweerlegbare autoriteit. Darwin kon er ook niet omheen, dat het Oude Testament aantoonbare onjuistheden bevat met betrekking tot natuurverschijnselen. Bovendien maakte, het aan God toeschrijven van de gevoelens van een wraakzuchtige tiran, zijns inziens “de bijbel niet betrouwbaarder dan de heilige boeken van de hindoes, of de overtuigingen van welke barbaar dan ook.”
“Hoe meer we weten over de onveranderlijkheid der natuurwetten, des te ongeloofwaardiger zijn de wonderen waardoor het christelijk geloof wordt gedragen. Zulks te meer omdat de beschrijving daarvan in de diverse Evangeliën in allerlei opzichten teveel verschillen om toegeschreven te kunnen worden aan onnauwkeurigheden van ooggetuigen.” schreef Darwin. “Langzaam maar zeker sloop het ongeloof bij mij binnen. Ik verloor mijn geloof in het christendom zo geleidelijk, dat ik geen verdriet voelde. Ik kan nu nauwelijks meer begrijpen, dat iemand zou wensen dat het christendom de waarheid vertelde. Want zo ja, dan laat de onverbloemde taal van de bijbel zien, dat mensen die niet geloven, waaronder mijn vader, mijn broer en bijna al mijn vrienden, eeuwigdurend gestraft zullen worden. En dat is een weerzinwekkende doctrine.”
Innerlijke overtuigingen kunnen volgens Darwin niet van enig gewicht zijn als bewijs voor wat er wérkelijk bestaat. De geestestoestand opgewekt door indrukwekkende landschappen, of de verheven gevoelens die soms door muziek worden opgewekt kunnen – ook al is de oorsprong moeilijk te verklaren – evenmin als bewijs voor het bestaan van God worden aangevoerd. Het bestaan van God in relatie met de redelijkheid, maakte op hem meer indruk, “omdat het moeilijk, zo niet onmogelijk is, om te kunnen indenken, dat dit immense en prachtige universum, waartoe ook de mens behoort, het resultaat zou kunnen zijn van blind toeval of onvermijdelijkheid.”
Dat alles overwegend zag Darwin, in de dagen dat hij aan zijn boek “The Origin of Species” werkte, zich genoodzaakt om te vertrouwen op een schepper met een intelligente geest, vergelijkbaar met die van de mens. Later waren echter bij hem toch weer twijfels gerezen aan het bestaan van zo’n ‘intelligent design’. Is de menselijke geest, die zich heeft ontwikkeld uit een geest die zo eenvoudig is als die van de laagste diersoort (en naar zijn overtuiging in de verre toekomst een veel perfecter schepsel zal zijn) te vertrouwen wanneer hij zulke conclusies trekt? Is inzicht in de noodzakelijkheid van het verband tussen oorzaak en gevolg niet afhankelijk van overgeërfde ervaring en zou de constante inprenting van een geloof in God niet erfelijke invloed kunnen uitoefenen op de nog onontwikkelde hersenen van kinderen? Zich bevrijden van het geloof in God zou voor een kind even moeilijk kunnen zijn, als het voor een aap is om zich te bevrijden van zijn instinctieve angst en afkeer voor slangen. Zijn conclusie: “Het mysterie van het begin van alle dingen is door ons niet op te lossen. Ik zal tevreden moeten zijn een agnost te blijven”. (The Autobiography of Charles Darwin, London, 1876, Nl. vert. 2000, p. 86).
”Iemand zonder geloof in een persoonlijke God, of in een toekomstig bestaan met vergelding en beloning, zal in zijn leven alleen gevolg geven aan drijfveren en instincten die het sterkst zijn, of volgens hem de beste zijn”, aldus Darwin. “Een hond gedraagt zich op die manier. Een mens kijkt echter zowel vooruit als achteruit en zet zijn verschillende gevoelens, wensen en herinneringen tegen elkaar af. Hij zal dan, in overeenstemming met alle wijze mensen ontdekken dat de grootste bevrediging ontleend wordt aan het volgen van de sociale gevoelens. Als hij iets doet ten goede van anderen, zal hij goedkeuring ontvangen van zijn vrienden en liefde van degenen met wie hij samenleeft. Dit laatste is ongetwijfeld het grootste genoegen op deze aarde. Stap voor stap zal het gehoorzamen aan zijn zinnelijke instincten plaats maken voor hogere drijfveren, die bijna sociale instincten genoemd kunnen worden. Het besef dat hij zijn innerlijke gids, zijn geweten, heeft gevolgd zal hem grote voldoening schenken. Zelf voel ik geen wroeging over een of andere grote zonde, maar ik heb wel dikwijls spijt gehad dat ik niet op een meer directe manier goed voor mijn medeschepselen ben geweest.” [a.w. p.86 e.v.].
De oorsprong van altruïsme en de menselijke moraal in het algemeen, zocht Darwin dus niet in de biologie van de mens, maar in de dynamiek van de menselijke samenleving als culturele tegenkracht van de menselijke zelfzucht. De natuurkundige en verdediger van het ‘Darwinisme’, Thomas Henry Huxley sloot zich daar bij aan; zie ‘Evolution and Ethics’, Oxford, 1894. Darwin kende twee noodzakelijke schakels voor evolutie: Erfelijke variatie en natuurlijke selectie. Maar op de derde essentiële schakel voor evolutie, de overerving van genen en daarmee het doorgeven van geselecteerde eigenschappen aan de volgende generatie, had hij onvoldoende zicht. In de vorige eeuw zijn Darwins inzichten over natuurlijke selectie gecombineerd met de erfelijkheidsleer van zijn tijdgenoot Gregor Mendel. De ontdekking van het DNA als overdrager van erfelijk materiaal gaf een nieuwe impuls aan de evolutiebiologie. Het DNA geeft niet alleen bewijs van gemeenschappelijke afstamming, maar ook van relaties tussen soorten. Toen de Engelse wetenschappers Watson en Crick in 1953 de driedimensionale structuur van het DNA-molecuul ontdekten en daarmee de manier waarop erfelijke eigenschappen worden doorgegeven, kon de traditionele genetica (kruising van soorten) zich ontwikkelen tot moleculaire genetica [Zie De bètacanon, Amsterdam, 2009, p.41 en 149].
Uitgaand van het werk werk van Darwin en Mendel konden evolutiebiologen niet alleen de genetische gelijkheid van seksen aantonen, maar er ontstond ook meer inzicht in de symmetrie en logica die aan sociale relaties ten grondslag liggen. De etholoog Richard Dawkins beschrijft hoe, – over talloos veel miljoenen jaren – beginnend op het laagste, moleculaire niveau een evolutionaire proces zich heeft ontwikkeld, waar [te] kort samengevat: Uit eenvoudige moleculen, onder invloed van de zon, meer gecompliceerde moleculen ontstonden. Sommige van die complexe moleculen bleken in staat om zichzelf te kopiëren. Eén daarvan was het DNA-molecuul. Dat kopiëren ging niet altijd correct, maar het waren uitgerekend de ‘varianten’ die daardoor in omloop kwamen, waardoor evolutie mogelijk werd. Er ontstond een strijd om het bestaan tussen de verschillende ‘replicatie-varianten’. De varianten met het hoogste stabiliteits-niveau bleven behouden en konden zich vermenigvuldigen door de concurrentie af te breken en te gebruiken voor eigen replicatie of door een beschermmuur van proteïne om zich heen te bouwen.
Replica’s waren bovendien in staat om te leren. Replica’s die konden leren door te anticiperen waren daarbij in het voordeel t.o.v. replica’s, die alleen proefondervindelijk konden leren. Dat culmineerde in een zekere vorm van ‘zelfbesef’. Gewoonlijk leidt zelfzucht tot egoïstisch gedrag, maar onder bepaalde omstandigheden bleek dat een gen zijn eigen zelfzuchtige doeleinden het beste diende door op het vlak van individueel gedrag een zekere mate van altruïsme te bevorderen en daarbij samen te werken met andere genen. (Richard Dawkins, The Selfish Gen, Oxford, 1976 ).
In zijn studie “Over de oorsprong van goed en kwaad’ sluit etholoog Frans de Waal zich hierbij aan:”De mens en alle andere dieren zijn geschapen door genen, die zich in een wereld van felle concurrentie staande hebben weten te houden. Maar de vooruitgang ten koste van anderen als fundamentele drijfkracht heeft bij hen ook een vermogen tot zorg en medeleven doen ontstaan.” [Frans de Waal, Van nature goed, 1996 p. 13.]
_______________________________
Kees Boukema is sinds decennia student van Vedanta en andere filosofische systemen. Hij heeft divers bijgedragen aan het veld van hoger denken. Hij heeft belangrijke artikelen en boeken geschreven en vertaald. Het nieuwste boek van Dhr Kees Boukema is, De Beoefening van Meditatie.
_______________________________________________________
Pedagogie van her Geschenk
Paulo J.S. Bittencourt
Hoogleraar van de cursus Geschiedenis aan de UFFS – Erechim Campus
Sinds ik ben begonnen met lesgeven, heb ik mezelf voortdurend afgevraagd wat de existentiële betekenis is van de pedagogische praktijk.
Het is dat, gedurende deze hele reis, het lesgeven zelf, tenminste in ‘inhoudelijke’ zin, mij meer dan onvoldoende leek, maar eerder een ontoereikende manier om het te ondersteunen. Ja, ik heb hier mijn eigen motto gemaakt – en ik maak het nog steeds mijn eigen – het zo nobele motto van Paulo Freire, een principe dat helaas door het automatisme van verbale trivialisering is verbannen naar het meest gedachteloze rijk van de alledaagsheid: “Niemand leert iemand iets.”
Het was toen, niet zo lang geleden, dat ik meer begon na te denken over Paulo Freire’s daaropvolgende argumentatie bij zijn eigen hierboven vermelde principe: “Niemand leert iets aan iemand, maar mensen leren ook niet alleen.” De grote Braziliaanse pedagoog beschouwt onderwijs namelijk als een dialogische praktijk waarmee we onszelf opvoeden via de wereld om ons heen. Juist daarom kwam ik tot de conclusie dat een mogelijke ethische basis voor het pedagogische proces te vinden is in het begrip ‘gift’. Laten we eens naar de bewoordingen van de vraag kijken.
Nu weet niemand meer dan een ander. Men kan hebben genoten van de ervaringen en kennis die de loop der jaren heeft opgeleverd. Voor mij is het delen van deze reeks van lees- en studie-ervaringen, die ons tot een collectief netwerk hebben gevormd, hetgeen wat vandaag de dag het uitoefenen van het onderwijs op een nobele manier rechtvaardigt. Het gaat er niet om dat we onszelf een autoriteitspositie toe-eigenen. Het is dus een delen van ervaringen. Het is waar dat de ervaring van kennis alleen zin heeft als deze op organische wijze door het verstand en het hart wordt opgenomen. Zo heb ik bijvoorbeeld het lezen altijd gezien als een manier van leven, een dialogische relatie die de grenzen van tijd en ruimte overstijgt waarop onze voeten staan. Dit voorbeeld is toepasselijk om uit te leggen dat deelname aan het onderwijs- en leerproces twee fundamentele bewegingen omvat.
Het eerste is het delen van de existentiële kennis die gevolgd wordt, langs de paden en omwegen. Dit voorrecht houdt uiteraard een intrigerende paradox in, namelijk dat het werkelijk persoonlijke delen van kennis, in zijn onmiskenbare vingerafdruk van de ervaring, op geen enkele manier een recept vormt dat moet worden gevolgd ten koste van het specifieke wezen waarmee men een dialoog aangaat en de tijd die het opbouwt. Ieder mens moet zijn eigen existentiële pad van kennis volgen, dat uniek en niet overdraagbaar is. Het delen van deze ervaringen kan echter een onschatbare bijdrage zijn, omdat veel van de elementen erin mogelijk als inspiratie kunnen dienen die gezocht of juist vermeden moet worden. Misschien kunnen de paden en omwegen van de leraar op de een of andere manier helpen bij het oplossen van afwijkingen of struikelblokken met betrekking tot het pad langs het begaanbare pad dat de ander vormt, zelfs als onze voornemens slechts zijn gestructureerd door het onvermijdelijke pad van onze eigen ervaringen. Ik doel hier op het delen van iets wat in principe niet overdraagbaar lijkt, maar in de praktijk wel communiceerbaar is.
De tweede beweging gaat over het feit dat ik deel wat mij vormt, maar wat niet het mijne is. De unieke persoonlijkheid van wat ik heb meegemaakt, brengt een zekere onpersoonlijkheid van het geheel met zich mee dat mij is nagelaten. Op deze manier wordt de pedagogische praktijk geïnterpreteerd als een verlengstuk van het netwerk waaruit we collectief bestaan. Alles is een gedeelde erfenis van ervaringen. Alles is een mandala die we ritueel creëren en weer ongedaan maken, als manier om onszelf los te maken van datgene wat ons structuur geeft.
Als de ervaring van kennis ons wordt gegeven via de bemiddeling van collectieve netwerken van het heden en onze voorouders, is het delen van wat niet ons eigendom is, ook al maakt het ons onmiskenbaar wie we zijn, voor mij een genereus principe van Sisyfuskracht in de opvoeding.
Misschien zijn we altijd bereid deze taak uit te voeren, zonder gehecht te raken aan het werk.
Door het geschenk met vriendelijkheid na te laten, eren we zowel de nalatenschap als degenen die na ons komen.
Professor Paulo Bittencourt is a brilliant teacher of Ancient and Medieval History at the Universidade Federal da Fronteira Sul UFFS [Erechim Campus], Brazil. He contributes articles regularly, and is a columnist of a periodical too. He has several books to his credit. He is an ardent student of Vedanta.
____________________________________________

Nederland gezonder met meer groenten en fruit
Contributie: Francis van Schaik
Stimuleren van groenten en fruit consumptie, biologisch of niet, maakt Nederland gezonder, en dat is noodzakelijk.
Door: Carla Peeters
Preventie, voeding en leefstijl om Nederland gezonder te maken is trending. Van influencers, experts tot activisten, iedereen heeft er wel een mening over, vaak tegenstrijdig, vooral over biologisch of niet. Het dagelijks eten van 450 gram groenten en fruit blijkt echter veel belangrijker om het immuunsysteem te versterken dan – door de oproep om vooral biologisch te eten – vanwege de kosten minder te consumeren van biologisch of biologisch dynamische oorsprong. Groenten en fruit beschikbaar en betaalbaar en BTW-vrij is urgent voor een gezonder Nederland en herstel van vertrouwen in de Publieke Gezondheid.
In 2050 12 miljoen Nederlanders een chronische ziekte
De laatste jaren neemt het aantal mensen die chronische ziekten (klachten die langer dan 3 maanden aan houden) ervaren toe onder alle leeftijden. De snelst stijgende ziekten zijn hart- en vaatziekten, diabetes, kanker, mentale ziekten (vooral onder jongeren), COPD en aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Meer jonge mensen stromen de IVA in of gaan niet naar school of werken niet.
In de zorgsector is het aantal mensen dat 2 jaar of langer ziek is in 2024 verdubbeld ten opzichte van 2019. Ook is sprake van hogere sterftecijfers dan eerder.
Volgens het VTV 2024 zal in 2050 in Nederland het aantal mensen met een chronische ziekte gestegen zijn naar 12 miljoen, heeft 64% van de bevolking overgewicht, en 1,5 miljoen ouderen dat ‘frail’ is. De sterkste toename wordt verwacht voor artrose en de meeste ziektelast voor dementie. Het aantal mensen met 3 of meer aandoeningen (multimorbiditeit) neemt toe naar 4,3 miljoen en stijgt sterker dan het aantal mensen met 1 of 2 chronische aandoeningen.
Ondanks een stijgende levensverwachting tot 86,5 jaar neemt in verhouding het aantal ongezonde levensjaren toe. Gezondheidsverschillen tussen laag en hoog opgeleiden worden groter. Nu al is een verschil voor laag opgeleiden/lage inkomens: 13,7 jaar in minder goede gezondheid leven en 5 jaar eerder overlijden.
Meer groenten en fruit voor een veerkrachtig immuunsysteem
Uit vele wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat het eten van groenten en fruit bijdraagt aan het versterken van het immuunsysteem en het voorkomen van o.a. hart- en vaatziekten, kanker, depressie, neurodegeneratieve ziekten, infecties en de kans op vroegtijdig overlijden kan verminderen. Groenten en fruit leveren vitamines, mineralen, vezels, polyfenolen en antioxidantia. Stoffen die noodzakelijk zijn voor de fysiologie en het metabolisme van het menselijk lichaam en voeden en bouwen aan een veerkrachtig immuunsysteem om een gezond leven te kunnen leiden en optimaal te kunnen functioneren.
70-80 % van het immuunsysteem bevindt zich in de darmen. Het microbioom bestaat uit miljarden bacteriën, virussen en protozoa, waarvan het merendeel niet pathogeen is. De biodiversiteit van het microbioom in de darmen is complex en te beïnvloeden door een wijziging in voeding.
Zo blijkt dat gedurende 3 dagen alleen groentesappen te gebruiken de darmflora kan veranderen naar een gunstiger samenstelling voor gewichtsafname. Vezels en polyfenolen waaronder anthocyaninen en pigmenten in groenten en fruit, hebben een gunstig effect op de verhouding van bepaalde bacteriën (Fermicuten/Bacteroideten) waardoor ongunstige bacteriën minder snel de kans krijgen om zich te vermeerderen.
Door ongunstige voeding, ondervoeding, en toxische stoffen die het menselijk lichaam binnenkomen, kan een dysbiose (ongunstige samenstelling van de bacterieflora) ontstaan waardoor pathogenen zoals o.a. pneumococcen, meningococcen, gisten de overhand kunnen krijgen. Hierdoor kunnen ontstekingen ontstaan die het maagdarmstelsel, het immuunsysteem, zenuwstelsel en endocriene stelsel negatief beïnvloeden en uiteindelijk tot chronische ziekten en/of infectieziekten leiden.
Het is des te belangrijker om te beseffen dat een gunstige samenstelling van het microbioom van toekomstige moeders de gezondheid van volgende generaties kan beïnvloeden. Zo is algemeen bekend dat voor zwangere vrouwen voldoende foliumzuur vooral afkomstig uit groenten en fruit noodzakelijk is voor de ontwikkeling van een gezonde baby (voorkomen van openruggetje, open gehemelte, hazenlip). Door zelf verantwoorde keuzes te maken is de samenstelling van het microbioom te verbeteren.
Biologische groenten en fruit gezonder en duurzamer?
Wetenschappelijke onderzoeken zijn op dit moment nog niet sluitend of biologisch gunstiger is voor de gezondheid dan niet-biologisch. Er is nog onvoldoende bewijs dat de ene teeltmethode leidt tot betere nutritionele voeding dan de andere. Wel werd in tegenstelling tot eerdere studies in een meta-analyse (gefinancierd door de EU en Sheepdrove Trust) van Newcastle University aangegeven dat biologische groenten en fruit meer fenolen en polyfenolen en antioxidantia bevatten en minder pesticide-residuen waardoor meer gezondheidseffecten te verwachten zijn.
Eveneens wat betreft duurzaamheid zijn er voors en tegens. Voor het cultiveren van biologische voeding is meer land nodig omdat de teeltmethode een lagere opbrengst heeft en voeding vaak minder lang bewaard kan worden. Zo zijn bijvoorbeeld verse biologische appels en peren die in het voorjaar in de winkelschappen liggen veelal afkomstig uit landen als Italië en Duitsland, terwijl conventioneel geteelde appels en peren nog wel van Nederlandse bodem te verkrijgen zijn. De biologische teelt is arbeidsintensiever waardoor de kostprijs hoger ligt en biologische producten logischerwijs duurder zijn.
In het huidige debat met quotes als ‘Gif-vrij’ in relatie tot Pesticide-vrij is het niet onbelangrijk te realiseren dat het label biologisch niet garant staat voor pesticidevrij. Ook in de meeste biologische teelt worden pesticiden gebruikt, maar deze zijn van natuurlijke oorsprong. De claim pesticidevrij zou echter impliceren dat er geen gebruik gemaakt wordt van (biologische) bestrijdingsmiddelen. Alle conventionele en biologische groenten en fruit die in Nederland verkocht worden, worden streng gecontroleerd op de aanwezige residuen van pesticiden. Dit gebeurt door de toeleveranciers van de supermarkten en door de NVWA. Nederlandse voeding voldoet aan de hoogste standaarden wat betreft voedselveiligheid.
In Nederland heeft de verkoop van biologisch eten en drinken een marktaandeel van 4%, waarbij door consumenten het vaakst aardappelen, groenten en fruit en zuivel biologisch worden gekocht. De groei van 7% van de biologische omzet zit voornamelijk in het toenemend aantal huishoudens dat regelmatig biologisch koopt. 44% van de Nederlandse huishoudens kocht in 2024 gemiddeld 1x week tot 1x maand biologisch. De Nederlandse overheid streeft ernaar om in 2033 een marktaandeel van 15% te realiseren.
Denemarken wordt vaak als voorbeeld genoemd omdat zij het wat betreft voedseltransitie en gezondheidssysteem beter doen. Het marktaandeel van biologische voeding is in Denemarken 12%. Echter leven Deense vrouwen het minst aantal jaren en de Nederlandse vrouwen het op een na minst aantal jaren in goede gezondheid in Europa. Het hele verhaal ligt mogelijk toch wat complexer dan te concluderen dat biologisch tot betere gezondheid leidt.
Uit een onderzoek van PEW Research Center onder Amerikaanse consumenten blijkt dat de keuze om biologisch te eten vooral gemotiveerd wordt vanuit zorgen over hun gezondheid.
Ondervoeding grootste probleem voor de volksgezondheid
Het allerbelangrijkste is dat het voor iedereen gewoonte wordt dagelijks groenten en fruit volgens de norm (450 gram per persoon of meer) te consumeren en dat beschikbaarheid en betaalbaarheid van groenten en fruit aantrekkelijk blijft. De consument kan afhankelijk van de mogelijkheden zelf een bewuste keuze maken voor biologisch of conventioneel geteeld. Om het voor de boer financieel haalbaar te houden ligt de prijs hoger omdat de kostprijs voor biologisch en biologisch dynamische landbouw hoger is. Er is op dit moment de nodige discussie of het prijsverschil tussen biologische producten en conventionele producten (marges voor winkels) in supermarkten niet kleiner kan zijn dan de huidige verschillen. Biologische voeding is voor een groot deel van de bevolking en het overgrote deel van patiënten niet betaalbaar.
In Nederland heeft ongeveer 1 miljoen Nederlanders moeite met betalingen van de vaste lasten en dagelijkse boodschappen en energie. Dat aantal groeit jaarlijks. Omdat een toenemend aantal kinderen zonder maaltijd op school komt, is het Jeugdeducatie Fonds in samenwerking met scholen gestart met het gratis verstrekken van schoolmaaltijden. Ook het aantal vluchtelingen groeit; mensen die zolang zij geen werk hebben op kosten van de belastingbetaler gevoed en gehuisvest worden en voor wie zorgverzekering en eventuele zorgkosten vergoed worden.
Oplopende spanningen op overbevolkte asielzoekers opvangvoorzieningen verstoren het immuunsysteem en verhogen de kans op infecties die normaliter in Nederland nauwelijks voorkomen. Niet onbelangrijk in deze context is dat infectieziekten en chronische ziekten, ook Parkinson, meer voorkomen in de groep mensen met een laag economische status. Een tekort aan bepaalde nutriënten kan een sluimerend proces worden waarbij het lichaam steeds minder in staat is om toxische stoffen te detoxificeren waardoor deze eerder in lichaamsvloeistoffen aantoonbaar kunnen worden.
Ondervoeding is de grootste bedreiging voor de volksgezondheid, een vastlopend zorgsysteem en stijgende zorgkosten. Het IGJ heeft als thema van het jaarverslag 2024 schaarste en waarschuwt ‘soms is zelfs zorg die voldoet aan de minimale eisen niet meer mogelijk’. Worden voorspellingen realiteit dat in 2034 74.000 kinderen in de Jeugdzorg zonder hulp komen (FNV) en 15% van de gevraagde zorg niet geleverd kan worden (Zorg aan Zet)?
Volgens het Groenten- en Fruithuis eet de gemiddelde Nederlander slechts 50% van de door het voedingscentrum en WHO aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van 250 gram groenten en 200 gram fruit. In 2024 daalde de consumptie van zowel verse groenten (2%) als vers fruit (4%). In totaal daalde consumptie van groenten en fruit de afgelopen drie jaren met 10% en dat is de omgekeerde trend die nodig is voor een gezonder Nederland. De voorspellingen voor 2034 met een tekort aan zorgpersoneel en stijging van ziektelast zijn te voorkomen wanneer tijdig geschakeld wordt.
‘Enabling’ Nederland weer gezond
Uit een systematische review en meta-analyse blijkt dat er een directe relatie is tussen iedere 200 gram groenten meer tot 600 gram groenten per dag een gunstiger effect heeft op het verminderen van de kans op vroegtijdig overlijden/het ontstaan van chronische ziekten en gewichtsafname.
De noodzaak voor de Publieke Gezondheid, medici, diëtisten en patiëntenverenigingen tot het inspireren en promoten van het eten van de minimale aanbevolen dagelijkse hoeveelheden groenten en fruit (450 gram/dag) is er. Om de zorgkosten in de hand te houden is het raadzaam wanneer overheid en politici groenten en fruit BTW-vrij implementeren, supermarkten bewuster omgaan met prijsstellingen en marketing gericht wordt op bevordering van gezondheid. Op basis van financiële mogelijkheden en motivatie kan iemand kiezen voor een deel of volledig biologisch of biologisch-dynamisch geteelde voeding.
Uitsluitend biologisch of biologisch-dynamisch als gezond aanbevelen met de kans dat mensen minder groenten en fruit gaan eten omdat het niet te betalen of niet verkrijgbaar is, is ronduit gevaarlijk voor de volksgezondheid. De huidige, vaak polariserende, discussie leidt tot minder consumptie van groenten en fruit, terwijl juist het omgekeerde noodzakelijk is. Met verbinding en dialoog kan meer bereikt worden.
Het kan altijd beter en daarom blijft het stimuleren, pionieren en wetenschappelijk onderzoek van biologische en biologisch-dynamische teelt belangrijk om samen met de conventionele teelt optimale duurzame en vitale voeding te produceren om gezond oud worden voor iedereen te bevorderen en mogelijk te maken.
Dr.ir. Carla Peeters, strateeg voor een gezondere wereld, directeur oprichter COBALA Good Care Feels Better
Francis van Schaik is a coach of young people and also a student of human relationships with nature, the world and Truth. She regularly contributes to our online magazine. Francis is the regular contributor of articles in this page.
__________________________