Welkom!
November 2025
Ramakrishna en Swami Adbhutananda
De Meester heeft me veel geleerd. Soms stuurde hij me met opzet naar Loren (=Naren. De pre-monastieke naam van Swami Vivekananda was Narendra, kortweg Naren) , zodat ik over veel dingen van hem zou horen. Vaak regelde de Meester een debat tussen Girish Ghosh en Loren, maar Loren was krachtig en niet bang iemand uit de dagen. Hij argumenteerde veel, en ik meldde het allemaal aan de Meester. Nu en dan stelde de Meester me op de proef. Eens vroeg hij: ” Naren zei dit allemaal en jij bleef stil?” “Wat weet ik?” was mijn antwoord. “Hoe kan ik wedijveren met Loren ? ”
De Meester zei : “Je hebt hier zoveel dingen gehoord ( hij bedoelt zichzelf ) en je zei niets? ” Je zou hem moeten vertellen dat als God deze wereld niet heeft geschapen, wie dan wel?” “Loren zegt dat deze creatie een natuurlijk proces is,” antwoordde ik .
“Is het mogelijk voor de natuur om te creeren?” zei de Meester. “Als er een gevolg is , moet er een oorzaak zijn die eraan vooraf ging. Er is een krachtig Wezen achter deze creatie. Wist je dat de Meester me heeft weggerukt uit de snaren van de wereld? Ik was een wees. Hij overspoelde me met liefde en genegenheid. Als hij me niet had geaccepteerd, zou ik als een dier zijn geweest en al mijn dagen als een slaaf hebben gewerkt. Mijn leven zou niets waard zijn geweest. Ik ben een ongeletterde man . Hij zei altijd tegen me : ” Houdt je geest altijd vlekkeloos. Sta niet toe dat er onzuivere gedachten in komen. Als je merkt dat zulke verlangens je kwellen, bidt dan tot God en zing zijn naam. Hij zal je beschermen. Als de mind dan nog steeds niet kalm wil blijven, ga dan naar de tempel van de Moeder, en ga voor haar zitten. Of kom ander hier ( wijst naar zichzelf ) .”
Eens gedroeg een toegewijde in Dakshineswar zich erg slecht , en ik vond het onmogelijk mijn irritatie te bedwingen. Ik schold hem uit en hij voelde zich erg gekwetst. De Meester wist hoe de toegewijde had geleden , en toen hij weer weg was, zei. hij tegen mij : ” Het is niet goed om hard te spreken tegen degenen die hier komen. ” Zij zijn gekweld door wereldse moeilijkheden. Als ze hier komen en dan worden uitgescholden voor hun tekortkomingen , waar zullen ze dan heen gaan? Gebruik in de tegenwoordigheid van heilig gezelschap nooit harde woorden tegen niemand en zeg nooit iets dat een ander pijn bezorgt.”
Weet je wat hij me daarover vertelde? Ga morgen naar deze man en spreek zo met. hem dat hij vergeet wat je vandaag tegen hem hebt gezegd. ” Dus de volgende dag bezoek ik hem. Mijn trots was nederig. Ik sprak hem toe met vriendelijke woorden. Toen ik terugkwam, vroeg de Meester slechts, ” Heb je hem de groeten van mij gebracht? ” Verbaasd over zijn woorden, zei ik dat ik dat niet had gedaan. Toen zei hij : ” Ga nog een keer naar hem toe en biedt hem mijn groeten aan. ” Dus ik ging weer naar die man en bracht de Meester’ s groeten over. Hierop barsste de toegewijde in tranen uit. Ik was ontroerd hem te zien huilen. Toen ik deze keer terugkwam , zei de Meester : ” Nu is je misdaad vergeven . ”
Op een dag groette Girish Gosh de Meester door zijn gevouwen handen naar zijn voorhoofd te brengen. De Meester beantwoordde de begroetingen onmiddelijk door vanuit de taille voorover te buigen. Girish groette de Meester weer. De Meester groette Girish Babu met een nog diepere buiging. Op het laatst, toen Girish voor hem vooroverboog plat op de grond, zegende de Meester hem. Later zou Girish Babu zeggen: ” In deze tijd is de Heer gekomen om de wereld te overwinnen door voorover te buigen. In zijn incarnaties als Krishna wat het de fluit; als Chaitanya , de Naam. Maar het wapen van zijn krachtige Incarnatie in deze tijd is de begroeting. ” De Meester zei altijd: ” Wees nederig. Op die manier wordt het ego verwijderd. ”
Uit het boek: Sri Ramakrishna zoals zijn discipelen hem zagen
selectie en vertaling : Mary Saaleman
Sterrenstof
Kees Boukema
“STERRENSTOF ZIJN WIJ” (Querido, Amsterdam, 2025) is een spirituele autobiografie. Het is het verslag van een zoektocht naar antwoord op vragen als: Wie ben ik? Heeft het leven zin? Bestaat God? Waarom bestaat het kwaad? Is er leven na de dood? Voor de auteur, Margot Brouwer, die als kind al worstelde met angst voor de dood, waren dat kwellende vragen. Zou de natuurwetenschap, met name sterrenkunde, antwoord geven op deze ‘levensvragen’? Het begrijpen van de natuurwetten van de wereld zou ook ‘grip’ kunnen geven op het bestaan.
Margot Brouwer beschrijft in prettig leesbaar Nederlands wat de natuurwetenschap haar heeft geleerd. Hoe ons wereldbeeld in de loop der eeuwen spectaculair is verruimd. Aanvankelijk het beeld van een kleine aarde omringd door water, onder een koepel van lucht. Het latere beeld: Een aarde die samen met andere planeten bij elkaar gehouden wordt door de zwaartekracht van de zon. De zon bleek een ster te zijn aan de rand van de ‘Melkweg’: een roterende schijf van sterren, bij elkaar gehouden door haar eigen zwaartekracht. En dan het inzicht, dat er niet één. maar meerdere sterrenstelsels bestaan, binnen het voor ons waarneembaar universum: Een bol met een straal van 46 miljard lichtjaar [p.33]. Onlangs publiceerde het wetenschapsblad Nature een foto van de geboorte van een nieuw zonnestelsel (HOPS-315), die op een afstand van 1300 lichtjaar van onze aarde had plaatsgevonden (‘Trouw’, 18 juli 2025).
Op elk punt in onze geschiedenis is het heelal vele malen groter gebleken dan hetgeen we ons toen konden voorstellen, schrijft Brouwer. En er zijn sterke aanwijzingen dat er, behalve het voor ons waarneembare universum, meerdere universa bestaan. Wij zouden niet in één eindig universum leven, maar in een oneindig multiversum, waarin ál het denkbare bestaat. De auteur refereert hier aan de ontdekking van het allereerste licht, de zogenaamde ‘kosmische achtergrondstraling’, die optrad betrekkelijk kort (379 duizend jaar!) na het creatie-moment, de ’Big Bang’ (‘oerknal’) 13,7 miljard jaar geleden. De ontdekking van deze ‘achtergrondstraling’ gaf niet alleen antwoord op bestaande vragen, maar opende ook nieuwe perspectieven: Delen van het universum zouden expanderen, andere tot stilstand zijn gekomen en er zouden parallelle universa zijn ontstaan.
Door al deze ontzagwekkende inzichten voelde Brouwer zich gedwongen om anders naar de wereld te kijken, in het besef van de nietigheid van het eigen bestaan. De kloof tussen enerzijds het vertrouwde geloof en anderzijds de wetenschappelijke kennis leek onoverbrugbaar. Door toenemende twijfel aan het bestaan van God en hemel groeide bij de auteur een aan paniek grenzende angst het geloof in het eigen voortbestaan in een ‘hiernamaals’ te verliezen.
In deze periode van ontreddering ontdekte de auteur bij toeval de wijsbegeerte van de 17e-eeuwse filosoof Benedictus de Spinoza en diens radicaal andere Godsbeeld. Volgens Spinoza bevindt God zich niet boven of buiten het universum, maar valt samen met het eeuwige universum: ‘Deus sive Natura’, ‘God, ofwel de Natuur’. Al wat is, is een manifestatie of modus van God. Het is dit godsbeeld waar die andere natuurkundige, Albert Einstein in 1919 op doelde, toen hem werd gevraagd: ‘Gelooft u in God?’: “Ik geloof in Spinoza’s God, die zich openbaart in de wetmatige harmonie van het bestaan, niet in een God die zich bezig houdt met het lot en het gedrag van mensen.”
Wiskunde en natuurwetenschap had de auteur de ogen geopend voor de filosofie van Spinoza. Brouwer noemt het een ‘nieuw pad door de wildernis’. Zijn filosofie is niet zozeer een geloof of overtuiging, maar een ‘weg’. Een moeilijke weg, schreef Spinoza aan het slot van zijn ‘Ethica’: “Dat kan ook niet anders; iets wat zo zelden gevonden wordt is moeilijk. Want als het heil binnen ieders handbereik lag, hoe kan het dan, dat het door bijna iedereen wordt genegeerd?”
_______________________________
Kees Boukema is sinds decennia student van Vedanta en andere filosofische systemen. Hij heeft divers bijgedragen aan het veld van hoger denken. Hij heeft belangrijke artikelen en boeken geschreven en vertaald. Het nieuwste boek van Dhr Kees Boukema is, De Beoefening van Meditatie.
Met de hoed in de hand
Schrijver: Fook Hali
Contributie: Francis van Schaik
Mensen zijn lief. Dat was de conclusie van mijn vriend die terugkwam van zijn reis. In elf weken reed hij met een andere grote Hollandse jongen op de motor naar Mongolië. Ze werden bij mensen thuis uitgenodigd om te eten, te slapen, kregen hulp, proefden honing en ontvingen zelfs een tas boodschappen toen ze bij hun tentje zaten. Russische agenten wilden met ze op de foto en in Kazachstan trok iemand een halve dag uit om ze op weg te helpen met een E-sim.
Met de hoed in de hand, komt men door het ganse land reflecteerde een collega, toen ik haar vertelde over de conclusie van mijn vriends expeditie. Een prachtig spreekwoord, dat het belang benadrukt van vriendelijkheid en een respectvolle houding in de omgang met anderen. De sleutel tot vooruitgang. (In mijn ogen…)
Vriendelijk zijn. Een mooi uitgangspunt, een mooie manier van leven. Iets wat we voor kunnen leven, zodat anderen het naleven. Iets wat in kinderboeken, series, op school en op de sportclub mag worden uitgedragen. Vriendelijk zijn, aandacht hebben voor een ander, zorgen voor wat kwetsbaar is, zou vanzelfsprekend en normaal moeten zijn.
Ik zag op Instagram een populaire post met tips om gelukkig te zijn. (Kan ik helaas niet terugvinden) Een van die tips was: vertrouw niemand tot het tegendeel bewezen is. Ik zou dat willen omdraaien en aanraden iedereen te vertrouwen tot het tegendeel bewezen is. Dat maakt je wereldbeeld en je leven een stuk lichter. Als chaotisch mens krijg ik vaak mijn ‘vergeten’ spullen terug. ‘is dit jouw mobiel, tas of jas?’ Zelfs geld dat ik een paar jaar geleden – toen ik nog pinde – in de pinautomaat liet liggen werd achter me aangebracht.
Een vreemde vriendelijk tegemoet treden, voor een ander opkomen vergt vertrouwen. Vertrouwen in jezelf, in die ander en in de wereld om je heen. Dat probeer ik te doen, omdat ik dat wil, omdat ik dat heb meegekregen en omdat ik merk dat ik me daar prettig bij voel. Ik wil geen tralies voor mijn ramen, zoals een agent suggereerde na twee inbraken. Ik geloof niet in meer regeltjes, straffen en beperkingen.
Je kunt je in bochten wringen om dopjes aan flesjes vast te monteren en blikjesautomaten installeren, maar je kunt mensen ook bijbrengen dat we zuinig mogen zijn op onze leefomgeving. We kunnen bedelen verbieden, maar we kunnen ook zorgen dat iedereen te eten heeft, door het normaal te vinden voor elkaar te zorgen. We kunnen agressie op straat willen beperken met camera’s, avondklokken of strengere straffen, maar we kunnen elkaar ook leren dat we anderen niet aanranden, lastigvallen of slaan. Met de hoed in de hand, reis je niet alleen ver, het brengt je ook dichterbij.
Contributie: Francis van Schaik
_______________
Francis van Schaik is een coach van jongeren en ook een student van menselijke relaties met de natuur, de wereld en de Waarheid. Ze levert regelmatig bijdragen aan ons online magazine. Francis is de bijdragende redacteur van deze pagina: Ik Ben.. – Home (kindercoaching-ikben.nl
Lees om te Leven
Paulo J. S. Bittencourt
Professor of the History Course at UFFS – Erechim Campus
“Lees om te leven.” Deze uitdrukking is van Gustave Flaubert. Ik kwam het voor het eerst tegen als motto van het boek “Een geschiedenis van het lezen” van Alberto Manguel.
Het concept “goed leven” is al krachtig belicht door Alberto Acosta in “Goed leven: een kans om andere werelden te verbeelden”. Het idee is vooral ontstaan in het eerste decennium van deze eeuw, als gevolg van volksmobilisaties en -opstanden, voornamelijk in de inheemse Ecuadoraanse en Boliviaanse wereld. Het presenteert zich “als een kans om gezamenlijk een nieuwe manier van leven op te bouwen.” “Goed leven” zou in wezen neerkomen op “een proces dat voortkomt uit de gemeenschapsmatrix van volkeren die in harmonie met de natuur leven.” Het is een paradigma waarvan het wereldbeeld lijnrecht tegenover het westerse “beter leven” staat, tegenover het “dolce vita” en het roofzuchtige kapitalisme, dat “de maximaal beschikbare middelen uitbuit totdat de basisbronnen van het leven zijn uitgeput.”
Ik geloof dat lezen een vruchtbare weg naar een goed leven vormt. Ik doel niet alleen op boekenlezen. We worden bijna altijd verwezen naar boekenlezen wanneer het onderwerp ter sprake komt. Maar ik doel op lezen in de breedste zin van het woord, wat niet alleen de meest inclusieve, maar misschien wel de meest fundamentele is, en de handeling van het lezen zelf belicht. In dit geval is elke wereldvisie die wordt bijgewerkt en herinnerd door collectieve levenservaringen, of elke interpretatie van de werelden van het leven en hun vele fenomenale uitingen, altijd een brede en diepzinnige horizon. Het maakt niet uit of menselijke intelligentie wordt opgevat als voortkomend uit strikt logische principes of uit een magische orde.
In feite speelt de vorming van betekenisvolle werelden van het leven zich bijna altijd af tegen twee achtergronden. Albert Camus formuleerde het dilemma in krachtige bewoordingen. Ofwel “heeft de wereld een hogere betekenis die haar onrust overstijgt, ofwel zijn alleen deze onrusten waar.” Maar tussen Dostojevski en Camus is het noodzakelijk om te leven. Het lijkt zeker dat menselijke ervaringen sinds de oudheid, koste wat kost, hebben geprobeerd het immer fragiele en precaire evenwicht tussen de kosmische krachten van stabiliteit en de chaotische krachten van instabiliteit te handhaven. Nancy Huston stelt vast dat deze onweerstaanbare beweging van onze kant ten gunste van de coherentie van de wereld voortkomt uit het feit dat wij de “fabulerende soort” zijn. In dit geval is de “hard drug” die ons voedt “betekenis”. Een andere toepasselijke verwijzing naar wat hier gezegd wordt, komt voort uit de ervaring van muziek. In “Sound and Meaning: Another History of Music” merkt José Miguel Wisnik namelijk op: “Muziek wordt oorspronkelijk beschreven als het onttrekken van geordend en periodiek geluid aan het turbulente medium van lawaai.” Lijkt alles logisch? Voorzichtigheid is geboden.
In naam van de obsessie met het Ionische fundament, namelijk het concept van het ene principe dat alles ordent, kunnen we de dissonanten van de wereld, de chaotische aard van het onvoorspelbare, de overtreding van lawaai, marginaliseren. Ja, de roep om de coherentie van de wereld is een vraag naar een kaart van het leven. Coherentie betekent hier verre van een geromantiseerd beeld van de wereld. Kaarten stellen ons in staat ons te situeren in een netwerk doordrongen van onderlinge relaties, waardoor we veilig paden kunnen bewandelen die voorheen onbekend waren, zelfs als de verbonden elementen geen enkele harmonieuze associatie lijken te hebben.
De lectuur die we online ervaren, of zelfs de bibliotheken die we ruimtelijk organiseren, zijn op zijn minst deze mentale kaarten van de wereld. Er zal natuurlijk altijd het risico bestaan dat we de kaart voor de wereld aanzien, ook al is de kaart ook de wereld. Tenminste in begrijpelijke termen zullen we nauwelijks tot een wereld komen die niet door kaarten wordt geformuleerd, althans niet in alomvattende termen. Of het nu door de globale intuïtie van de beschouwer komt of door de logische keten van de verbale vertoog, het delen van de mogelijke betekenissen van het leven en de wereld zal noodzakelijkerwijs het creëren van kaarten impliceren. Ik koos voor mezelf een kaart: de kaart van het lezen van boeken. Maar het gaat niet om “de weg, de waarheid en het leven”, zonder welke men de “Vader” of de “Moeder” niet kan bereiken. Het is, naar mijn mening, misschien een zeer nobele kaart; anders zou ik hem niet kiezen. Het is echter “een” kaart, niet “de” kaart. Ik maak hier de oecumenische leus van Quintus Aurelius Symmachus eigen, die, in zijn verzet tegen de intolerantie van christenen in het Romeinse Rijk aan het einde van de 4e eeuw, verklaarde dat men “zo’n groot mysterie niet via één pad kan bereiken”.
De vraag die ik dus zie in het lezen als een pad naar een goed leven, is de samenstelling van een existentiële kaart, dat wil zeggen, een georganiseerde referentie om zichzelf te situeren in de sfeer van het onvoorspelbare, in het geval van een wereld die ontologisch doelloos is of niet. Het interessante aan het maken van deze kaart is de dialogische verwevenheid die ontstaat tussen de lezer en de vele stemmen van de auteurs, buiten mijn tijd en ruimte, en de gemeenschap van lezers. In die zin zal lezen nooit een solitaire bezigheid zijn. Maar natuurlijk blijft er altijd een risico.
De rol van de lezer is om door middel van zijn of haar praktijk een ondoorzichtige bubbel te creëren in het licht van de chaos in de wereld. Het is verstandig te onthouden dat chaos nooit verloren gaat, maar altijd transformeert, en de orakelpraktijken van alle tijden en plaatsen, ondanks dat ze schijnbaar de omgekeerde leesvolgorde volgen, dragen een heilzame richtlijn met zich mee. Door de “data” van chaotische willekeur te overpeinzen, weven ze coherente plots die een bewustere handeling sturen.
Ik lees daarom de talloze verhalen van de universele bibliotheek om een draad te weven die me naar de uitgang van het labyrint leidt. Uiteindelijk zijn we Ariadne en Theseus. Net als ieder ander op zijn of haar eigen manier, smeed ik een betekenisvolle kaart die me in staat stelt om, met “amor fati”, de paden te bewandelen van het “grote achterland” van wat niet van mijn wil afhangt. Als het nodig is om te leven, laten we er dan naar streven goed te leven, zonder de verminkende haast van de wereld waarin we leven, een draad wevend die het bestaan rechtvaardigt.
Professor Paulo Bittencourt is a brilliant teacher of Ancient and Medieval History at the Universidade Federal da Fronteira Sul UFFS [Erechim Campus], Brazil. He contributes articles regularly, and is a columnist of a periodical too. He has several books to his credit. He is an ardent student of Vedanta.
____________________________________________
Er is geen grotere heilige dan hij…
Het leven van Durga Charan Nag
Op verzoek van de familie van meneer Paul ging de grote toegewijde, Durga Charan Nag, eens naar Bhojeswar. Toen hij op het punt stond terug te keren naar Calcutta, gaf de familie hem 8 roepies als zijn stoombootkost en een goede deken om zichzelf tegen de kou te beschermen. Meneer Paul wist heel goed dat Durga Charan Nag niets van wie dan ook accepteerde, een uiterst sober leven leidde, nooit een cent meer zou accepteren en de grootste, allesverzakende heilige van de moderne tijd was. Hij drukte Durga Charan op de een of andere manier 8 roepies en de deken in handen. Het stoombootstation lag ongeveer tien kilometer van Bhojeswar. Toen Durga Charan daar aankwam en zijn ticket ging kopen, kwam een vrouw in gescheurde kleren en met vijf of zes kinderen aan haar lichaam naar hem toe en bracht hem op een zeer meelijwekkende toon haar lijden en ontberingen onder de aandacht. Ze vroeg om hulp. Toen Nagmahashaya haar verhaal hoorde, barstte ze in tranen uit en gaf ze de 8 roepies en de deken weg met de woorden: “Moeder, neem deze mee en red uzelf en uw kinderen.” De bedelvrouw zegende hem en vertrok. Vermoeid door de lange wandeling en vermoeiende reis, rustte Nagmahashaya even uit op het station. Toen de stoomboot het station had verlaten, hervatte hij zijn reis naar Calcutta te voet, omdat hij geen geld meer had om de overtocht te betalen. Onderweg, als hij een tempel tegenkwam, bedelde hij om wat Prasad, en soms leefde hij van geroosterde rijst. Hij stak de rivieren en beekjes over met een veerboot tegen betaling van de overtocht wanneer ze breed waren, maar wanneer ze smal waren, stak hij ze zwemmend over. Hij had slechts zeven anna’s en zes pasteien bij zich. Afhankelijk van dat kleine bedrag vertrok hij naar Calcutta en bereikte hij, 29 dagen lang onafgebroken te voet, zijn thuis.


